United States or Russia ? Vote for the TOP Country of the Week !


En overal, hoe hij zich keerde, daar straalden wijduit-stralende sterren; ze hingen los en laag in de lucht;.... en daar flikkerde het lichtende karkas van een gebouw omhoog;.... en dáár waren gloeiende letters geschreven of lekte vlammend cijferschrift. En hij dwaalde maar door, doelloos door, met een bang en vreemd gevoel bij zich.

Hij scheen niet te weten hoe hij zich in een fatsoenlijk huis te gedragen had, en zij had hem al lang eens willen vragen, of hij ook manieren bezat. Zij stonden beiden, vlammend van gramschap, tegenover elkander: hij kalm en zich inhoudend; zij schreeuwend en niet meer in staat heur haat in te toornen, die hare verwijtingen als met eene onbesuisde vlam doorgloeide.

Hij zag de ijswanden als een blauwachtig groen glas, oneindige kloven gaapten er in de rondte, en het water stroomde naar beneden, helder, vlammend in witachtig blauwe vlammen.

Deze schouwlijst wordt geschraagd door zandsteenen zuiltjes, waaruit de kop van den denker Plato en de kop van den dichter Dante te voorschijn komen en de kamer in staren. Het moet schoon zijn, zijn haard te vestigen tusschen natuurkracht en geestelijke bezieling, wanneer die beiden elkander in een vlammend altaar ontmoeten.

In ’t oosten kleurt de kim zich met een roode tint, die langzaam overgaat in strepen en vegen van helrood, vlammend goud, dat tusschen de violette wolken door schittert en gloort als de vurige voorbode van zonneschijn en leven.

De stemming werd gaandeweg vroolijker. Schertsend en lachend zat men in een wijden kring om het vlammend vuur, nu en dan werd een lied aangeheven en door allen uit volle borst meegezongen, dan weer vertelde een der aanwezigen van een vreemd avontuur, dat hem was overkomen of van een dollen streek dien hij in zijne jonge jaren had uitgehaald.

Bijwijlen bracht hij zijn vlammend oog van de vijand op de slachtbijl die in zijn sterke mannenvuist flikkerde, en streelde het moordstaal met meer liefde, dan of hij zich op de zachte boezem zijner bruid had verlustigd. Die man was de onversaagde Jan Breydel. De Dekens der ambachten kwamen allen bij Deconinck en bleven stilzwijgend op zijn raad of zijn bevelen wachten.

De aanval scheen opgegeven, want geen enkel Isegrim was aan den voet der vesting gebleven, en de ladders, meest aan brand gestoken door het vlammend pik, stonden daar gansch verlaten. Van op de muren zonden de Kerels zulke machtige zegeschreeuwen, zulk donderend triomfgejubel in de hoogte, dat de galmen er van als een rollende donder over de gansche stad herklonken.

"De onderdrukkers, de overwinnaars zullen er hun slaven zien binnentreden, maar de engel met het vlammend zwaard zal hun den toegang daartoe ontzeggen." De Russische heer had genoeg van dit gezang. Hij scheen een geeuw te onderdrukken. "Dat zijn dingen," zei de groote hetman, "die men nooit moest vergeten." "Ken je het lied van den bandiet?" vroeg de Russische heer aan den zanger.

Nu alles zoodoende tot ieders genoegen was geschikt, verliep de maaltijd verder onder vroolijk gekout. Na afloop schaarde het gezelschap zich om de breede schouw, waar een helder vlammend vuur eene aangename warmte afstraalde en de kilte van den vroegen voorjaarsavond verjoeg.