United States or Croatia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bijwijlen bracht hij zijn vlammend oog van de vijand op de slachtbijl die in zijn sterke mannenvuist flikkerde, en streelde het moordstaal met meer liefde, dan of hij zich op de zachte boezem zijner bruid had verlustigd. Die man was de onversaagde Jan Breydel. De Dekens der ambachten kwamen allen bij Deconinck en bleven stilzwijgend op zijn raad of zijn bevelen wachten.

Al de staatkundige ontwerpen der Edellieden vergingen in rook tegen het vernuft van Deconinck, en zij zagen zich door hem al hun rechten op het volk ontroven, zonder dat zij zulks konden beletten.

O geef mij oorlof om bij u te Aardenburg te gaan, ik smeek het u." Deconinck antwoordde niet op dit verzoek; hij wenkte de ambachtsman met de vinger, en ging met hem tot in de winkel, waar de grootste duisternis heerste. Dan sprak hij met stille stem: "Geeraert, wanneer ik de stad verliet, heb ik u met dertig andere gezellen doen blijven, opdat gij de aanslagen der Fransen mocht ontdekken.

Dat zij niet langer wachten en haastiglijk met alle mogelijke bijstand bij Deconinck te Damme komen zouden. De jonge Gwyde werd, als de naaste bloedverwant van Robrecht, tot Opperveldheer van het leger benoemd, dewijl Willem van Gulik deze waardigheid uit hoofde zijns priesterschaps niet wilde aannemen.

"Gij bemint en beklaagt de dochter van de Leeuw," sprak Breydel, de hand des ridders drukkende, "vergeef mij, Mijnheer ik heb u niet gekend." Op dit ogenblik kwam Deconinck aan de ingang der zaal. Hij hief de handen met verbaasdheid boven zijn hoofd, en zich voor de ridder op de knieën werpende, riep hij uit: "O hemel! De Leeuw, onze heer!"

Met de grootste omzichtigheid togen al de ambachten in Brugge, ieder Aanleider begaf zich met zijn mannen naar het kwartier dat hem door Deconinck was aangewezen.

Hij bewonderde de grootheid van de man wiens raad hij wilde bestrijden; dit duurde niet langer dan het vluchtend gedacht der mensen. Eensklaps bemerkte hij het gevaar van zijn vriend, hij wierp de beenhouwer, die zijn bijl reeds boven het hoofd van Deconinck had geheven, voor zijn voeten op de grond, en schreeuwde: "Houdt op, mannen! Houdt op!"

Wanneer zij echter somtijds door de wapenen overrompeld werden, bogen zij allen gehoorzamelijk de nek, en Deconinck veinsde tijdelijk alsof hem de spraak of het verstand ontgaan ware; maar dan sliep de vos toch niet, want nadat hij de moed zijner broederen weder in stilte had verstaald, wierpen zij zich tegelijk tegen de beheersers op, en de Gemeente raakte telkenmaal haar banden kwijt.

Met waarheid mag men zeggen, dat Deconinck een der grootste hervormers van de staatkundige betrekkingen tussen de Edelen en de Gemeenten was; ook bestonden de dromen van deze beroemde man alleenlijk in de grootmaking eens volks, dat zo lang in de duistere slavernij der Leenheren had gelegen.

Deconinck had zich het hoofd voor zijn Landvrouw ontdekt, en stond in een eerbiedigende houding voor haar. Machteld glimlachte met een zieltreffende uitdrukking, op haar wangen mengden zich bittere pijn en zacht genoegen; want zij was verheugd dat zij de Deken zag. Met zwakke stem sprak zij: "Wees gegroet, meester Deconinck, onze vriend!