United States or Denmark ? Vote for the TOP Country of the Week !


GELLOEN, de verrader, die in dezen roman eene gewichtige rol speelt, boos, sluw, dapper, doet ons meer dan eens aan Reinaert denken: indertijd heeft hij in een strijd tusschen zijn heer, koning KAREL, en koning ASPRIAEN, de zijde van den laatste gekozen om der wille van ASPRIAEN'S dochter; toen hij zag, dat de zaak verkeerd liep voor ASPRIAEN, kwam hij koning KAREL "smeken ende lecken || Als die sine quaetheit woude decken."

Eindelijk is de maat zijner misdaden volgemeten. Tal van klachten zijn tegen hem ingebracht. Een geding voor 's Konings rechterstoel vangt aan. Reinaerts grootste vijand, Isegrim de wolf, opent de reeks der aanklagers. De Koning besluit dat Reinaert driemaal zal worden ingedaagd. Beer en kater, achtereenvolgens naar Maupertuis gezonden, komen met schade en schande terug, zonder Reinaert.

J.F. WILLEMS, in zijne uitgaaf van Reinaert de Vos, haalt de volgende verzen aan uit eene genouchelijke clute van nu noch: Ic wil u belesen ende besweren By cocketoysen, by neckers, by maren Ende by den drollen.... In het midden der stad Brugge stond eene sterke vesting, weleer als wijkplaats tegen de invallen der wreede Noormannen gebouwd. Men noemde ze den Burg.

Anders staan de zaken bij eene beschouwing van den Reinaert als parodie van den ridderroman. Die parodie was reeds in meer dan een der Fransche "branches", ook in Le Plaid, aanwezig.

Dat WILLEM VAN UTENHOVE "een priester van goeden love" was en dat de dichter van den Reinaert eveneens WILLEM heette? Kennen wij die mannen nu? Van vele andere dichterlijke werken zijn zelfs de namen der bewerkers ons onbekend.

Als hij zijn armen vol had, riep hij de honden en Lucifer en begon te loopen zoo hard hij kon. Dat was een spel! Loebas schoot een eind vooruit, de bok huppelde nevens Pallieter en de jonge honden kwamen achteraan. Er werd over grachtjes en slootjes gesprongen, en soms plonste een der jongen bij verrassing er midden in. Er werd geloopen, getuimeld en gerold tot men aan den Reinaert kwam.

De leden dezer feodale maatschappij vertoonen onderscheidene menschelijke aandoeningen: de beer lacht dat hij niet meer kan, Reinaert bespot den beer met allerlei aardigheden die op den priesterstand betrekking hebben, Reinaert's vrouw Ermeline valt in onmacht, Reinaert zelf loopen bij zekere gelegenheid de tranen langs de knevels .

Hoe vlot en aardig wordt het verhaal van heer GOBERT en de beide "clercken" verteld en hoe herinnert GOBERT'S vrouw, in hare bezorgheid over haar naakt-vechtenden man, aan vrouw JULOCKE uit Reinaert I. Hier als elders openbaart eene krachtige zinnelijkheid zich gaarne in schertsende beeldspraak, in half-omsluierde uitdrukkingen, ontleend aan het dorschen, het bespelen van een snaren-instrument, het ambacht van den kuiper.

Han sprak luchtig en als terloops, maar Else bloosde, en om zich te verontschuldigen, zei ze verlegen: "Ja graag; ik heb 't hier zoo warm gekregen; we konden Poelgeest omloopen.... Gaat u mee, meneer Elders, of houdt u óók meer van Reinaert?"

En ook, doordat hij zich van tijd tot tijd laat gaan, toont deze Nederlander die zich zoo gaarne uit de wereld in het innerlijk zieleleven terugtrok, toch niet misdeeld te zijn van dien volkshumor dien wij in den Reinaert en andere Dietsche werken genieten.