United States or Bangladesh ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dat alles ondereen en overhoop, een rijkdom van koleuren, en een wolk verspreidend, die zieken kon genezen en de vogelen bedwelmde. 't Was heel het leven dat daar lag! Een trofee voor een God! Voorzichtig trok Loebas het zware karreken naar het schip en Pallieter, Charlot en de pastoor liepen er nevens met de vreugd op hun gezicht. Och, 't waren hier toch zoo'n twee gezellige kamerkes!

"Nemt gij het kerreken mor mee," zei Pallieter, "Loebas blevt bij ons, dieë zal toch niks voertvertelle. Salu!" Nu stonden Pallieter en Marieke en Loebas op het schip. Zij wilde door het valluik naar beneden gaan om zich te verkleeden, maar Pallieter zei lachend: "Nij nog ni of wij blijven er."

Marieke gaf maar heelder stukken vleesch aan Loebas en meneer Pastoor zei: "Drinken is ook eten". Deze voelde zich beschermd door zijne soetaan, en dronk maar den ouden zwarten wijn. Charlot kon bijna niet meer. "Ik hem nog kans het staaltje te trekken!" zei ze. Dan wierd er eerst fijn gelachen, en men zong al van: "Charlot is van de brug het water in gevalle!"

Loebas baste. Pallieter stak zijn pijp aan en zette zich van voor. De zweep kletste, de bellen rinkelden en daar reden ze door het volle witte land. De boomen schoven voorbij, de witte velden draaiden, en Charlot hield zich stevig vast, vol vrees, aan Marieke. Rap sneden ze door de sneeuw, 't gaf geen geluid, 't was zoet aan 't hert, en als wandelen, drijven, waaien op de lucht.

Als hij zijn armen vol had, riep hij de honden en Lucifer en begon te loopen zoo hard hij kon. Dat was een spel! Loebas schoot een eind vooruit, de bok huppelde nevens Pallieter en de jonge honden kwamen achteraan. Er werd over grachtjes en slootjes gesprongen, en soms plonste een der jongen bij verrassing er midden in. Er werd geloopen, getuimeld en gerold tot men aan den Reinaert kwam.

En in den hof die nog nat was van dauw en besprongen werd met plekken zon, ging hij radeskens plukken Loebas met zijn vier jong schoten uit hun vat en sprongen hem bassend rond de beenen. Hij gaf hun elk een stuksken suiker en dan liepen zij lijk zot over den natten blijk.

Als zij op den bleeken steenweg kwamen, die met ronde bochten door de schoone velden draaide, dan verlengde Loebas zijn voorste pooten, en liep zoo hevig dat het karretje er op zij van slingerde, en knetste en bonkte op de bulten der kasseien. Pallieter daar op zijn hukken ingezeten, had er danig plezier van en kletste met de zweep, dat het helder ver klonk over de geruste middagvelden.

Pallieter schoot in een luiden lach, en wilde den vogel streelend prijzen om zijn daad, maar Petrus vloog op en zette zich van boven op den witgehuifden wagen te peinzen, met den bek in de pluimen. Loebas liep bassend vooruit. En zoo rolde de wagen over de zingende Begijnenvest en het regende lauw en langzaam Fransoo en zijn vrouw stonden hen af te wachten op den Molenberg.

Pallieter ging langs den anderen kant, en zij kwamen achter het huis bijeen, waar de karren der genoodigden stonden; en terwijl Marieke haastig naar heur kamer liep, om het reeds ingepakte kleergoed, spande Pallieter Loebas in het blauwe hondenkarreken. Zij zetten zich nevens elkaar op het smalle banksken, en met een Dju! rolde er het huwelijk van onder!

Met een boterham in zijn hand, en met een loopken en een sprong, was hij over de haag en op den weg. Loebas deed hetzelfde, liep vooruit en baste uitgelaten. Als de boterham was opgegeten, stak Pallieter zijn pijp aan en zag voldaan, hoe de blauwe smoor bijeenbleef in rondrollende krollen. Hij snoof gulzig de vernieuwde lucht op en zag met groote oogen het verre landschap door.