United States or South Korea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zacht snorde de kater, als een die een bidsnoer afprevelt, en de rook kringelde warm op. En ook in zijn leven was dat oosten getreden als een schoone bezoeking; 't was nog niet zoo lang geleden dat hij een grond beloopen had, waar de mensch om zijn god te vreezen met verdwaasde oogen bidt naar de dalende zon.

Dit is vermoedelijk de voornaamste reden voor de zorgvuldigheid, waarmede alle Katten hare jongen zoo goed mogelijk verbergen. Wanneer de jongen wat grooter geworden zijn en zich reeds als echte Katten gedragen, wordt de zaak anders; dan doet ook de kater hun geen kwaad meer. En nu begint voor de kleine, steeds tot allerlei spelen en grappen gezinde dieren een werkelijk vroolijk kinderleven.

Rodolphe liep zoo hard als zijn beenen hem dragen konden, naar huis. Toen hij de trap opging, hoorde hij zijn rooden kater klagende zuchten uitstooten. Twee nachten lang riep hij zoo reeds vergeefs naar zijn ontrouwe schoone, een angora-Manon Lescaut, die op de daken in de buurt op galante avonturen uit was.

Met dof doordreunende klank sloeg de klok van den Kruistoren elf, toen Veronica doornat voor het huis der oude stond. „Ha, lief kind, lief kind, zijt gij daar al! wacht even, wacht maar even!” klonk het van boven en dadelijk daarna stond de oude, beladen met een korf en van haar kater vergezeld, voor de deur. „Nu zullen wij dus heengaan om te beginnen en te volvoeren, wat geschieden moet en vrucht draagt in den nacht, die het werk gunstig gezind is;” dit zeggende greep de oude met kille hand de rillende Veronica, die zij den zwaren korf te dragen gaf, terwijl zij zelf een ketel, een drievoet en een spade opnam.

Dat buitendien nog geheel andere oorzaken aanleiding gegeven hebben tot het aannemen van geslachtsnamen, welke schijnbaar aan de namen van dieren zijn ontleend, vindt men, wat de namen Zeekats, Baars en Kater aangaat, vermeld en bewezen in § 148, en op bl. 375 en 390 van dit werk.

Voor het eerst sedert jaren "genoot" ze niet. Kwart over negen, halftien... Vrouwtje dee onrustig. De klok tikte. De thee pruttelde. Zij zat voor het raam, turend door het spionnetje, telkens het raam afvegend, het raam, dat parelmoer beslagen werd door het ademhalen. In de straat was het doodsch. Op een dakgoot kermden katten. Dolly, de zwarte, verharende kater keek zelfs niet op.

Treite stond verbaasd over de handigheid van Manes: wie zou er toch denken een blinde munt te slaan uit het lijf van een dooden kater?! 't werd den kerel ook in 't handje gegooid! en hij betastte den zak waar het dood beest vermorzeld lag.

Eenige dagen gingen voorbij zonder dat hij een poging waagde, hoe toeschietelijk Sander ook glimlachte en lustig knikte wanneer hij aan de deur verscheen. Maar Spitsken joeg weer achter den kater, en het beest wipte weer binnen over de halfdeur. Hij kan hem niet krijgen, pochte Sander.

»Dat is allemaal mooi, en allemaal waar," zeide de oude heer, »maar als gij eerst eens wat ouder zijt en wat meer van den dienst hebt gezien, dan zult gij minstens evenveel op uwe vrienden, als op uwe verdiensten rekenen; en maak daar staat op, dat gij er te beter bij varen zoudt, als ge bewijzen kondt een broers kind van den ouden kater aan de Admiraliteit te zijn.

Wat de kat betreft, het was geen oude, dikke, logge, vetgemeste pannelikker, zooals men die gewoonlijk bij bejaarde vrijsters plaatst, die den dag doorbracht met op een kussen te slapen en met de lekkerste beetjes gevoed werd; maar het was een jong vlug, geestig diertje, met een glinsterende zwarte vacht, en een uitzicht, zoo schrander en vernuftig als dat van den wijdberoemden kater Murr kan geweest zijn: en zijn meesteres bedierf hem volstrekt niet, maar behandelde hem gelijk men een dartel spelend kind doet, aan hetwelk men gepaste toegevendheid bewijst, doch dat men tevens in ontzag weet te houden.