United States or Albania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Vóór 1316 was derhalve dit gerucht aangaande de schennis eener adellijke dame, niet juist MACHTELD VAN VELZEN, als reden tot den moord reeds verbreid. Heeft VELTHEM dit gerucht leeren kennen uit het Dietsche lied of langs anderen weg? Tot het geven van een afdoend antwoord op die vragen zijn wij niet in staat.

Afgaand op de bovenvermelde plaatsen mag men vermoeden, dat er omstreeks het midden der 13de eeuw vrij wat Dietsche minnelyriek moet zijn geweest. Doch in ieder geval is er maar zeer weinig van overgebleven.

Eer de Dietsche laaglanders tot die zelfstandigheid van gevoelen en denken konden komen, hadden zij nog menig stadium van ontwikkeling te doorloopen. In het eerstvolgende dier stadiën zullen wij hen nu gadeslaan. Sp. Hist., IV, 1, cap. A.w. Deel II, p. 85, vs. 20. In het Latijn leest men daarvoor: "sponsos magis estimatos quam clericos." T.a.p. III, 2146: "Als hi dus pipet ende mauwet."

De Vlamingen hebben hem veel te danken, daarom ook verwierf hij den eerenaam van: "Vader der Dietsche dichters." Een Verhaal van Lijden en Tranen. Op eenen Zondag van het jaar 1281, bij het vallen van den avond, stapte een Minderbroeder door de straten van Gent en haastte zich merkbaar om zijn klooster te bereiken.

Indien iets bij dit graf zijne bedrukte ouders, broeders en vrienden troosten kunne, dan zij het de overtuiging, dat Van Ryswycks dierbare naam zal leven, zoolang uit eenen Vlaamschen mond de Dietsche tale klinkt.

De Lucidarius in proza, voorzien van een berijmde voorrede, was een getrouwe vertaling van een Duitschen catechismus van het geloof en de wetenschap dier dagen, bestemd tot onderricht der leeken. Het Duitsche origineel dagteekent uit het eind der 12de eeuw; de Dietsche bewerking, naar het schijnt, uit den aanvang der 14de.

Maar de lusten des vleesches vormen toch het hoofdmotief, dat voor de middeleeuwsche dichters en niet voor de Dietsche alleen, blijkbaar een komisch karakter had .

Van denzelfden aard als dit drietal moet het verloren werk zijn geweest van den dichter der Dietsche Doctrinale, dat getiteld was Exemplaer en handelde over de "IIII. doeghden cardinale."

Op een paar plaatsen blijkt, dat de "clerc" VELTHEM zich bezwaard gevoelde over het berijmen van "alle dese wereltlike daden", waarvoor hij God en MARIA om vergeving bidt . Geen werk eindelijk is er in dezen tijd aan te wijzen, dat zoo krioelt van stoplappen als deze compilatie; in dat opzicht wordt VELTHEM misschien door niemand onder de Dietsche rijmers der middeleeuwen overtroffen.

En ook, doordat hij zich van tijd tot tijd laat gaan, toont deze Nederlander die zich zoo gaarne uit de wereld in het innerlijk zieleleven terugtrok, toch niet misdeeld te zijn van dien volkshumor dien wij in den Reinaert en andere Dietsche werken genieten.