United States or Réunion ? Vote for the TOP Country of the Week !


Niemand kende den bode; maar de brief werd binnengebracht en op tafel naast de zieke gelegd. Dadelijk daarna werd zij geheel onverwacht beter, de koorts nam af, de pijnen werden minder, en zij kon den brief lezen. De ouden geloofden, dat die beterschap door de machten der duisternis bewerkt was. Sintram en zijn vrienden hadden er belang bij, dat de Majoorske dien brief lezen kon.

Hij werd een der kavaliers en was niet beter dan een van de anderen in de schaar, die volgens 't volksgeloof, door de Majoorske voor den Booze in gereedheid gebracht werd. Zijn haar werd grijs en zijn hersens sliepen. Zoo oud was hij, dat hij niet meer aan de heldendaden van zijn jeugd kon gelooven. Hij was niet de man met de wonderkrachten.

Hij is toch Kristiaan Bergh, de sterke kapitein. "Zet hem de deur uit!" Hij hoort dat bevel, en verschrikkelijk in zijn woede, wendt hij zich nu tot de Majoorske, zooals een beer zich van zijn gevallen vijand naar een nieuwen aanvaller keert. Hij gaat naar de groote tafel, die den vorm van een hoefijzer heeft. De vloer dreunt onder de voetstappen van den reus.

Die mannen zijn slim en dapper. Zij hebben wel een bedoeling met hun zwijgen. Wie kan gelooven, dat ze zich laten overvallen als een beer in zijn hol? 't Volk brult: "Brand! brand!" keer op keer; maar niets helpt. Toen, terwijl allen beven, neemt de Majoorske zelf een bijl en slaat de hoofddeur open. Dan snelt ze de trappen op, rukt de deur van de slaapkamer open en roept naar binnen: "Brand!

Hij staat vlak over de Majoorske en dreigt haar met de vuist: "Ik smeet de kraaien tegen den muur. Had ik daar het recht niet toe?" "De deur uit, kapitein!" "Leelijk wijf! Kristiaan Bergh kraaien voor te zetten! Als ik je gaf wat je verdiende, dan nam ik jou en je zeven duivelsche bergwerken...." "Duizend duivels! Vloek niet, Kristiaan Bergh. Hier mag niemand vloeken dan ik!"

Weer verheffen zich vele handen om de Majoorske te helpen; weer legt men vriendelijk de hand op den schouder van den Majoor. "Neen," zegt hij, "ga weg! Wie wil de echtbreekster verdedigen? Ik zeg je, als ze niet vrijwillig gaat, neem ik haar op en draag haar naar den berenkuil beneden." En bij die woorden zinken de helpende handen neer.

De man was leelijk; maar hare ouders meenden, dat hij rijk was, en zij dwongen haar met praatjes en overredingen, met slaag en booze woorden, hem tot man te nemen. Op dien dag stierf Margaretha Celsing. Sinds dien tijd bestond zij niet meer, alleen maar de Majoorske Samzelius, en die was niet goed, niet schuchter; zij geloofde aan veel kwaad en lette niet op het goede.

Ik weet niet wat de Majoor wil, maar hij heeft zijn beren bij zich." Allen bleven staan en zagen de Majoorske aan. "Ik dank jelui voor je hulp, kinderen," zei deze kalm tot het volk. "Alles wat van nacht gebeurd is was zóó geschikt, dat geen van jelui voor 't gerecht kon komen of er schade door hebben. Ga nu naar huis. Ik wil niemand van mijn volk zien moorden of vermoord worden. Ga nu heen."

Zij zagen de Kerstlichten en hoorden de Kerstpsalmen, en zij glimlachten als kinderen. Zij vergaten den Kerstnacht in de smidse, als was dat een akelige droom. Groot en machtig is de Majoorske op Ekeby. Wie waagt het zijn arm tegen haar op te heffen? Wie waagt het den mond tegen haar te openen, om tegen haar te getuigen?

Maar de Majoorske zweeg en liep een paar keer de kamer op en neer. Toen ging zij bij de kachel zitten, zette de voeten tegen 't vuur en leunde met de ellebogen op de knieën. "Alle duivels," zei ze en lachte in zichzelf. "Wat ik zeg is zóo waar, dat ik 't zelfs nauwlijks gemerkt heb. Geloof je niet, dat de meeste menschen dood of ten minste halfdood zijn? Geloof je dat ik leef? Och neen, och neen!