United States or Afghanistan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze verging van heimwee. De lange zondagmiddagen waren het ergste. Ze waren eindeloos, en eindeloos waren ook de bittere gedachten, die dan voortkropen door haar hersens. Op een zondag, dat Sintram niet thuis gekomen was uit de kerk, ging zij in de groote zaal en zette zich voor de piano. Die was haar laatste troost.

Zoo werd afgesproken. Gösta reed alleen naar Borg, zonder éen van de vroolijke meisjes naar 't bal te nemen; maar de vurige wenschen van de achterblijvenden volgden hem. En Sintram, die er in juichte, dat de oude Dahlberg bedrogen zou worden, besloot op Berga te blijven, om Gösta met de trouwelooze te zien terugkeeren.

Maar dan daverde de kavaliersvleugel van het honend lachen der oude zondaars en spottende woorden klonken uit de open vensters in haar ooren. Voorwaar! Harteloosheid en hoogmoed namen hun intrek bij de arme avonturiers. Sintram had haat in hun harten gezaaid. Als de Majoorske in vrede op Ekeby was gebleven, kon hun ziel niet in grooter gevaar geweest zijn.

En de kavaliers bedachten zich geen oogenblik; maar drukten den dwangarbeider de hand en heetten hem welkom thuis. Dat deed Sintram ook. "Lieve Lennart," zei hij, "wees er maar zeker van, dat onze lieve Heer hier een bedoeling meê heeft gehad." "Jou schurk!" riep kapitein Lennart. "Meen je dat ik niet weet, dat het "onze lieve Heer" niet was, die jou van het schavot redde?" De anderen lachten.

Bellen klinken in melodieën, ze spreken, ze zingen, ze antwoorden, 't Woud weerklinkt van hun gerinkel. Anna verlangt er bijna naar, dat hun vervolgers zoo nabij komen, dat ze Sintram zelf en zijn rood paard zien kon. Ze huiverde van dat ontzettende bellengerinkel. Ze is niet bang, ze is 't nooit geweest, maar die bellen vindt ze vreeselijk, ze martelen haar. "Die bellen doen me pijn," zegt ze.

Van sieraden en spel kan ze niet leven. En als ze geen voedsel krijgt, verscheurt ze als een wild dier eerst anderen en dan zich zelf. 't Was midden in den zomer, evenals nu ik dit schrijf. De heerlijkste tijd van het jaar was gekomen. In dien tijd werd Sintram, de booze eigenaar van Fors, angstig en treurig. Hij ergerde zich over de overwinning van 't licht en de nederlaag van de duisternis.

Hoe groot leek me dat eens! En nu hoe waardeer ik kalmte en bezonnenheid. Wat nut deedt je den doode met die belofte! Al had nu Sintram die kist eens omgegooid en er 't rouwfloers afgerukt. Die zou wel weer opgezet zijn en met nieuw floers en nieuwe kransen bedekt.

Een van hen moet ik hebben. Wie wilt u me geven?" Anna lachte; een wanhopig, vertwijfeld lachen, "zullen we hier zielen staan ruilen, mijnheer Sintram, zooals men paarden verruilt op de markt van Broby?" "Ja juist. Maar als juffrouw Anna wil, kunnen we 't ook van een ander standpunt bezien. Uit dat van de eer der familie Stjärnhök."

"Wij zullen hem thuis brengen," zei Sintram. "Wat zal zijn vrouw blij zijn. 't Zal heerlijk wezen haar vreugde te zien. Ik word al aangedaan als ik er aan denk. Laten we hem naar huis brengen." Zij werden allen geroerd door die gedachte. Lieve hemel, wat zal ze blij zijn, die strenge vrouw op Helgesaeter!

"Je hadt misschien Marianne maar liever niet aan Gösta moeten verspelen, Sinclaire," zei Sintram. "Wat blief je??" Sintram maakte de teugels in orde en hief de zweep op, eer hij antwoordde: "Dat gekus hoorde volstrekt niet bij het tableau." De machtige Melchior hief den arm op tot een verpletterenden slag; maar Sintram was al weg.