United States or Netherlands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het meisje wist niet wat zij zou doen; maar de buren moedigden haar aan, en men zeide, dat zoo iets niet afgeslagen mocht worden; toen is zij gegaan. Er kwamen drie kaboutertjes, die brachten haar in een grot waar zij woonden. Alles was er heel klein, maar zoo sierlijk en prachtig, dat het niet te beschrijven is.

De veulens brieschten, de kaboutertjes zwaaiden met hunne fakkels en Frits riep uit alle macht "hoezee! leve Appelsteeltje!" Voort ging het nu in galop door straten en langs wegen, langs akkers en velden, over slooten en heggen en struiken. Hop, hop! Frits moest zich stijf vasthouden aan de manen van zijn veulen; maar hij hield zich recht als een echt ruiter.

Van de ruige hoogte zag hij naar beneden, en op den grond, wriemelend door elkander, waren honderden kaboutertjes tezamen. Zij hadden het druk! Tientallen deden niets anders dan hun handen in de hoogte steken, tientallen stampten met hun voetjes op den grond, anderen gingen af en aan, 't was een gewirwar, een schuddebotsen, een op en neer getril, dat je oogen je pijn deden.

Door, die zoo wit als een doek zag, wilde dadelijk om den dokter gaan, maar vader vond beter nog een poosje te wachten. Gelukkig bedaarde het bloeden. Hansjes voet was blijkbaar een beetje verstuikt. 't Was wel een ongelukkig gezicht, de twee vroolijke kaboutertjes daar zoo te zien zitten met dikke tranen op de wangen: Bob met een compres op den neus en Hans met zijn voet op de canapé.

En ieder, die 't niet zingen wil, Die moet er aan gelooven." Den volgenden morgen voor schooltijd zag men weer, als op den eersten dag van de vacantie, twee vlaggetjes uit een portier van den trein wapperen. Maar nu wuifde oom Karel met zijn kaboutertjes den wachtenden bij den trein met even vroolijke gezichten een afscheid toe.

En juist zou Dolf de kamer uitgaan, toen Nel hem lachend tegen hield. "Weer een brief van oom Karel," zei ze, "dien moet je eerst hooren, ik zal hem voorlezen. Jongens, een brief van vader, kom eens gauw," riep ze den tuin in. "Waar is Leni, die moet ook bij de voorlezing wezen." "Hoera, hier zijn we al," juichte het drietal. "Toe, Nel, begin nu gauw," zei Door. Nel las: "Mijn lieve kaboutertjes!

Bruno's snuit heb ik in mijn hand genomen en Miekies zacht pootje even gedrukt. Jelui weet niet, hoe stil ma, Bruno, Miekie en ik het vinden, nu onze kaboutertjes er niet zijn. Bruno zat gisterenmorgen voor jullie slaapkamertje geduldig te wachten. Ma en ik lieten hem stil begaan. Wij wilden eens zien, wat hij zou doen. Na een tijd rustig gewacht te hebben, begon hij zacht te janken.

De menschen liepen met opgetrokken schouders, tot over hun ooren in wollen halsdoeken gewikkeld, als zwarte, sukkelige stumperds over al die harde, strakke blankheid; en de kinderen die van de dorpsschool kwamen leken van verre op misvormde kaboutertjes: de oorlappen der petten neergetrokken, de blauw-verkleumde handjes in de grijze wollen wanten, de neusjes purperrood en de waterige oogjes schreiend van de scherpe kou.

't Was om het zoo uit te schilderen: de versch-geboende tegelvloer rood-glinsterend, de koperen melkemmers blinkend tegen den wit-gekalkten muur; en, in de zwarte haardsteê, onder den zwartgerookten schoorsteen, een heel klein houtvuurtje, reeds half verkoold tot bleeke asch, en waarvan de twee laatste kleine vlammetjes heel eigenaardig speelsch en grillig, met korte, schichtige schokjes, als twee dansende kaboutertjes, tegen elkaar schenen op te wippen en te stoeien.

Maar wat van Sterkenrug deed, dat was nog 't aardigst van al. Eerst riep hij al de dwergjes, die op 't bal waren, bij zich. Toen ging hij een beetje voorover gebogen staan. En toen moesten al de kaboutertjes op zijn breeden rug klimmen. Langs en over elkaar heen klauterden ze naar boven. 't Werd een hooge toren van kleine mannetjes, allergrappigst om te zien.