United States or Anguilla ? Vote for the TOP Country of the Week !


Brachti mi goet litteken van haer Te bat soudix gheloven dan. Lanseloet, hoghe gheboren man, Ic sal u segghen principael Een litteken proper ende noyael Dat mi gaf die vrouwe reen. Si seide mi, dat ghi onder u tween Stont in enen sconen groenen bogaert, Ende dat daer quam van hogher aert Een edel valcke van groter weerde Ende beete neder op ene geerde, Die scone met haren bloemen stoet.

Immers de oudste ons bekende tekst vangt aan met de regels: Ic stont op hoghe berghen, Ic sach daer so diepen dal, enz. Zie ook Driem. Bladen X, bl. 54; Volkskunde XXIII, bl. 15.

Her coninc here, ende nemen dlijf, Ende u dochter sal sijn sijn wijf, Ende kerstenheit sal si ontfaen . De coninc: Meester, nu doet mi verstaen, Wanneer soe was dat kint gheboren? Meester: Te nacht, her coninc, als ghi mocht horen, Soe wort gheboren dat jonghelinc. Syn vader es een hoghe coninc Van Cecilien in kerstenlant. De coninc: Meester, nu so doet mi bekant, Selen dese saken moeten sijn?

Och edel ridder van prise goet, Nu en doet mi ghene dorperheit: Dies biddic u door uwe edelheit, Dat ghi mi ghene dorperheit bewijst, Want het worde u sere mesprijst, Waer ghi quaemt tot eneghen hove. Ghi dunct mi een ridder van groten love; Daer omme biddic u, hoghe baroen, Dat ghi mi niet en wilt mesdoen Ende laet mi over dat ic si. O scone wijf, nu segt mi, Wanen comdi in dit foreest?

MAERLANT'S Martijn's, zijn Spieghel, zijn Rijmbijbel, zijn roman van Troyen zijn door BOENDALE blijkbaar gelezen; gelezen en bewonderd, want meer dan eens verkondigt hij den lof van "JACOB, die dichter hoghe"; in zijn Lekenspiegel noemt hij hem zelfs "'t hooft van alle Dietsche poëten" . MAERLANT heeft in BOENDALE die liefde tot de waarheid gewekt of versterkt, die hem den moed gaf zich zoo onbeschroomd tegenover de priesters te uiten, die hem ook aan een dichter den eisch deed stellen, "dat hi uter waerheit niet en kere"; doet hij dat, dan is hij den naam van dichter onwaardig .

Robbrecht: Vrient, wildi den jonghen deghen Copen, ic sal u segghen dan, Wiene droech; ende diene wan, Sal ic u segghen alte gader: Die coninc van Cecilien es sijn vader. Een wigant hoghe gheboren, Ende sijn moeder, als ghi moghet hoeren. Es conincs dochter van Hongherien. Meester: Vrient, es hi van dier partien. So es die jonghelinc mijn gherief, Ic salne copen, eest u lief.

Behalve voor mijn Heer den Grave spreekt hij niet zelden voor andere "hoghe heren", maar hij is, zoomin als zijne kunstbroeders, te grootsch om zes "nieuwe schilden" aan te nemen voor een rok en een paar "Henegouwsche kronen" als drinkgeld.

Die "anxte zwaer" voor de wijsheid, die in geschriften ligt opgetast, benauwt hem, drukt op zijn denken en zijn verbeelding, als het net op een vogel. Anxte die heeft my veel becoort, Als ic dichte of brenghe voort Enigherhande hoghe sake . In die stemming moet hij dikwijls verkeerd hebben en het behoeft geen betoog dat zijne poëzie daaronder geleden heeft.

Nu gawi dan in dese warande, Her ridder, spreken al luttelkijn, Ende verstaet die redene mijn, Dies biddic u, hoghe gheboren batoen. Anesiet desen boom scone ende groen, Hoe wel dat hi ghebloyet staet; Sinen edelen roke, hi daer gaet Al omme desen bogaert al; Hi staet in so soeten dal, Dat hi van rechte bloyen moet; Hi es so edel ende so soet, Dat hi versiert al desen bogaert.

hij zal in die uitspraak zeker oprecht zijn geweest, doch van zulke vrienden was de meerderheid der priesters niet gediend. Al te welig schoot hier het zaad op, met volle hand gestrooid door "JACOB, die dichter hoghe", wiens beeld zijn navolger hier blijkbaar voor den geest stond.