United States or Belarus ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tot de concurrenten van WIGANT en MEEU behoorde ook "HEYN VAN CALES de sangher mit sinen ghesellen." Dit zingen in koor toont dat de wereldlijke muziek zich naast de kerkelijke moet hebben ontwikkeld. Voor een deel was die ontwikkeling zeker te danken aan de meistreel-scholen waarvan wij in het Noorden en het Zuiden dezer landen melding zien gemaakt.

Er is poëzie in dit lied, hoe weinig geoefend ook de hand was die haar verwerkte: de eenvoudige droefheid bij het afscheid van den ridder en zijne geliefde; de naïeve verzuchting: had ik het maar geweten van te voren! het dwalen op een duisteren avond langs de wilde heide, de plotselinge verschijning van den Vijand, het "roode bloed" waarmee het contract wordt geschreven, de plastiek bij het drinken van den beker van SINT-GEERTEMINNE: Hi nam den nap op sijnre hant, Hi sette hem voor sinen mont, Hi en hadde den wijn ooc niet gespaert, Hi dranc hem uut al tot den gront .

RUYSBROECK vergelijkt iemand die waant één te zijn met CHRISTUS bij een slapenden hond "dien droomt dat hi heeft een stucke vleeschs in sinen mont" en "alse hy ontwaket, soe en heeft hi niet." Die vergelijking zou men desnoods ook met ons gevoel van kieschheid in overeenstemming kunnen brengen door te wijzen op het minderwaardige van hem die slechts waant met CHRISTUS één te zijn.

Drie dingen zijn noodig: een dichter moet de taalkunde en de kunst van schrijven verstaan; waarheidlievend moet hij zijn en eerzaam van leven. Hij moet zich toeleggen op schoone taal en de woorden te voegen "elc na sinen scoonsten accoorde", hij moet juist schrijven en spellen, begrip hebben hoe men een stuk moet opzetten, voltooien, en stevigen door kracht van voorbeelden.

Immers, ook LODEWIJC VAN VELTHEM die zich overigens in dezen welingelicht toont, schrijft over de redenen tot den moord: Ander secgen: dat om een Vrouwe quam, Dat men hem sijn leven nam, Daer hi met soude hebben te doene, Die wyf was een van sinen baroene, Ende datten diegene daerom lagen Leiden vander stont alle dagen .

Zijnerzijds gaat RUYSBROECK soms te voet, al viel het hem moeilijk, naar bevriende kloosters, waar men aanstoot had genomen aan eenig geschrift van zijne hand en voorlichting van hem begeerde. De Karthuizer-broeder GERAERT, die hem bij zulk eene gelegenheid heeft gezien en gesproken, weet ons te vertellen "van sinen ripen ende bliden aensiene, van sinen goedertieren ende oetmoedighen spreken."

Hi es een edel Sarrasijn, Die vant mi in sinen bogaert, Ende hi heeft een dochter van hoger aert, Di mi soe blidelijc ontfinc: Doen mi haer vader die coninc Vant, doen wert si mijn moeder, Ende hielt mi op als haren broeder, Daer icxse ewelijc om minnen moet. Die heeft mi al ghemaect vroet. Hoe dat mi haer vader vant, Ende dat ie lach in desen bant, Doen haer vader mi haer brachte.

Een enkel behelst klachten over de "niders" . Maar ook, hoe menig fraai lied is hier te vinden! Het aardige lied op den leeuwrik, dat aanvangt: Aloëtte, voghel clein! Dyn nature es zoete ende rein, So es dyn edel zanc; Daer dienstu met den here allein Te love om sinen danc.

Vs. 7068-'71. Vindt men in vs. 3181: "Ic heb minen dume uut sinen monde" misschien eene herinnering aan een tooneel uit den roman der Heemskinderen? Volksboek ed. Vgl. I, 505 en II, 530-1; I, 990 en II, 1013; I, 1582-'98 met II, 1611; I, 1947-'60 en II, 1977 vlgg. Vgl. Van dat alles is in Reinaert I niets te vinden. II, 3622 en II, 2417 verg. met I, 2393-'5. Reinaert II, vs. 1899.

De Proloog: God die van der maghet was gheboren, Om dat hi niet en woude laten verloren, Dat hi met sinen handen hadde ghemaect, So woude hi al moeder naect Die doet sterven in rechter trouwen.