United States or Grenada ? Vote for the TOP Country of the Week !


Een nauwkeurig onderzoek van de taal zou de vraag heel wat verder kunnen brengen. Opmerkelijk is voorts, dat ook CHAUCER eene proza-bewerking gaf van The tale of Melibeus. Staat deze bewerking in verband tot het Mnl. gedicht? Uitgeg. in KAUSLER'S Altniederl. Gedichte, II, 14 vlgg. Vgl. o.a. vs. 210 vlgg.; 482 vlgg.; 522 vlgg. Nieuwe uitgaaf van Dr. W.H.D. SURINGAR. Leiden. Gebr.

Beiden gebruiken de uitdrukking Funken der Seele, vonke der sielen, zij het misschien niet in geheel dezelfde beteekenis. Uitgave DAVID, VI, 173. Reeds opgemerkt door VAN OTTERLOO a.w. bl. 148, noot 2. Doch een afzonderlijk onderzoek zou hier noodig zijn. Vgl. o.a. Editie DAVID, I, 2, p. 119, 121-2, 178-9; IV, 83-4, 108 vlgg. A.w. I, 2, p. 146; III, 198. Vgl. Ed. A.w. A.w. Vgl. o.a. Opsomming o.a.

TE WINKEL'S Gesch. der Ned. Lett., bl. 381-3. Het eerste deel schijnt in het laatst der 13e of den aanvang der 14e eeuw opgesteld. Vgl. Ed. III, 1473-'78; Opdracht van Boek I. II, 644-'7; IV, 263 enz. Boek IV, vs. 1086 vlgg. en V, 96 vlgg. In twee der drie hss. van STOKE'S Kroniek lezen wij deze verzen in plaats van VIII, 791-2. Eerste Martijn, vs. 109-110, 665; Sp. Hist., III, 8, c. 93, 185.

Vgl. over ECKHART'S leer: PREGER'S Gesch. der deutschen Mystik, I, 309 vlgg. Het kwam mij ondoenlijk voor, met de hier geboden beknoptheid, een overzicht van ECKHART'S gansche stelsel te geven; daarom heb ik slechts eenige voorname trekken daarvan aangeduid. ECKHART leefde van 1260-1327; zijn eerste werk volgens PFEIFFER van c. 1307. PREGER schijnt het nog iets vroeger te stellen.

Van sente Aechte, vs. 668 vlgg. en vs. 762 vlgg.; van sente Waerneer, vs. 5 vlgg.; ook het slot van van sente Marie Egyptiake. Vgl. PIRENNE'S Gesch. Belgiëns, I, 36. Vgl. over de vraag of MAERLANT een Dietsch dan wel een Fransch werk zal hebben bedoeld JONCKBLOET'S Gesch. der Ned. Lett., II, 88-90.

Sermoenen voorkomend buec vanden Palmboeme is blijkbaar hetzelfde als het door PREGER, p. 52-53 vermelde der Palmbaum; Dboec vanden boegarde doet denken aan den Baumgarten waarover vgl. PREGER, p. 48 vlgg. Vgl. vooral p. 569, 9 vlgg. Vgl. p. 440 vlgg.; ook p. 538 vlgg. Ter Prov.

JONCKBLOET hield ook dezen roman voor vertaald; doch de bewijsgronden, door hem aangevoerd, zijn zwak. Ook kan men den proloog maar niet wraken of uitleggen, zooals J. doet. Vgl. RHŶS, Studies, 105 en 55; Lancelot, II, 40393; Walewein, vs. 1010 vlgg.; 3550 vlgg. en II, p. 153. Vgl. JONCKBLOET'S uitgaaf II, 135.

Ten opzichte der dateering van den roman van de Roos deel ik TE WINKEL'S zienswijze. KAUSLER, Denkmäler, III, 93. A.w. vs. 23394-23553. Vgl. over den Roman de la Rose, PETIT DE JULEVILLE a.w. Vgl. de Inleiding van VERWIJS, XVI vlgg. Paep Jans lant in vs. 1013-4, waar in het Fransch: "trestous li ors de Romme". Vgl. VAN DEN BERGH'S Inleiding, IV. Vgl. den aanvang van boek II-IX. Vgl.

Vgl. voorts: Grundriss, II, 1, 305 vlgg. Vgl. Reinaert (ed. MARTIN), GLOSSAR j.v. Ermenrijc en W. M

I, 104; II, 7; I, 408 vlgg. Vgl. het artikel van POLS over Graaf JAN I in: Bijdr. voor Vad. Gesch. en Oudh. en STOKE V, 222-'30. STANDENPO