United States or Senegal ? Vote for the TOP Country of the Week !


Gevoel voor het ridderwezen in vs. 1846 vlgg.; 4333 vlgg.; de beschrijving van het gevecht, vs. 10598-10635. VOSTAERT heeft eens de platte vergelijking van een bloedenden ridder bij eene geslachte koe.

Bekeerde, of hield zijn ziel dier gruwelen onbesmet "onbesmet" de plaats, in dichterlijke taal, inneemt van "onschuldig." IIe Zang, vs 276, bl. 23, rl 2 v. b. En de Engel zweeg in 't hart, door 't maagdlijk schoon geroerd. IIe Zang, vs 368, bl. 25, rl 15 v. o. En dan, dan danke ik 't lot; het heeft mijn ramp volwrocht.

Vgl. vs. 3372-3; 4084-5; 4178 vlgg.; 4640 vlgg., 4746, 5627, 7808 vlgg., 8184, 8346 vlgg., 8410-12, 8537 vlgg. en tal van andere plaatsen. Vgl. Ik heb het oog op de dozijnen van uitingen gelijk die welke men vindt o.a. in vs. 2679, 2954, 3102, 3155, 3418, 7652 vlgg., 8073 vlgg. Vergelijkingen in vs. 1037, 1044, 3253, 3944, 5185, 5651.

Men vergelijke b.v. de treffende plaats in den Ien zang, vs. 462, volgg, met plaatsen als deze in Eschylus : Gij kent de kwaal die mij verteert En voortdrijft met haar rustelooze prikkels. Zoo zwichte ik, uitgehongerd door mijn woesten loop, Helaas! voor d'ongestuimen zin Die mij vervolgt. Waar zijn op aard' Rampzaalgen mij gelijk te vinden?

Ik bedoel de voorspelling die in den Prometheus voorkomt, dat het een der afstammelingen van zijn zou, namelijk Hercules, de groote beschermer der menschheid, die Prometheus eenmaal van zijn vreeselijke foltering zou verlossen: en nu is mij door iemand, die het voorrecht genoot van lang en zeer vriendschappelijk met B. om te gaan, in vroeger jaren medegedeeld, dat Elpine, volgens het denkbeeld des dichters, bestemd was om met haar vrucht in het Paradijs aan den dood onttogen te worden, en dat het onsterfelijk wezen door haar te baren in een zeker verband zou staan tot de menschwording des Heilands der wereld, of, zooals het mij aannemelijker voorkomt, tot zijn verzoeningswerk ten opzichte van het menschdom der eerste wereld, waarop B. reeds doelt in den Ien Zang, vs. 47, volgg.

IIIe Zang. vs 31, 33, bl. 36, rl 9, 11 v. b. Men reikt zich de handen, omhelst zich. Men ziet hier herhaaldelijk B. het wederk. v. n. gebruiken, waar, in onze proza althans, elkander vereischt wordt. IIIe Zang, vs 36, volgg. bl. 36, rl 14 v. b. De afgrond zag met onuitspreekbre smarten Den vreê herrezen; maar 't vooruitgezicht getroost, Voorspelt zy uit dien vreê 't verderf van Adams kroost.

Eén zijner bestrijders had hem o.a. verweten, dat hij in I Joh. 5 vs. 7 de woorden "drie zijn er, die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de H. Geest; en deze drie zijn één" had weggelaten; deze woorden worden in den Vulgatatekst wel gevonden.

Hark then frjunda til thju i wêta müge hwêrnêi i bita mêi. Anda ôra syde thêre Skelda hwêr hja tomet tha fêrt fon alle sêa håve, thêr mâkath hja hjvd dêgon skriffilt fon pompa blêdar, thêr mith sparath hja linnent ut ånd kånnath hja vs wel miste. Nêidam thåt skriffilt mâkja nv alti vs grâteste bydriv wêst is, heth thju Moder wilt that mån et vs lêra skolde.

FRANCK'S Inl. op den Alex., L-LI; Episoden, bl. 163-4, vs. 4159 en vs. 4219 in verg. met het oorspronkelijke. Alex., III, 513; III, 836; VII, 584; Vgl. ook Troyen, vs. 10736. Alex., VIII, 126-9; X, 1535 vlgg.; Episoden etc. bl. 159-160. Over die riche dame te verg.: PETIT DE JULEVILLE a.w. I, 197-8; Episod., bl. 342.

Tha thåt it alra månniska plicht vmbe tha månniska alsa mêtrik to mâkjane ånd sa fêlo nocht to jân, as to binâka is. Nêne witskip seid-er ne mêi mån minachtja, thach êlika dêla is tha grâteste witskip, thêr tid vs lêra mêi. Thêrvmbe thåt hjv argenese fon irtha wêrath ånd ljavde feth.