United States or Italy ? Vote for the TOP Country of the Week !


VERWIJS geloofde aan twee dichters. Zie zijne Inleiding, p. Deze voorstelling werd door JONCKBLOET bestreden. Ik zou mij eer aan de zijde van J. scharen; doch acht den strijd niet zoo heel gewichtig, omdat in allen gevalle de geest der bewerking doorgaans dezelfde blijft. Zie o.a. RHŶS, Studies, 93, 105 en PETIT DE JULEVILLE a.w. Vgl. vs. 1360 vlgg. Vs. 75 vlgg.

JONCKBLOET hield ook dezen roman voor vertaald; doch de bewijsgronden, door hem aangevoerd, zijn zwak. Ook kan men den proloog maar niet wraken of uitleggen, zooals J. doet. Vgl. RHŶS, Studies, 105 en 55; Lancelot, II, 40393; Walewein, vs. 1010 vlgg.; 3550 vlgg. en II, p. 153. Vgl. JONCKBLOET'S uitgaaf II, 135.

In het Middeneeuwsche handschrift, en ook in de editie van Prof. Jonckbloet, komt een afbeelding voor van Gawein, als hij te paard, op zijn goede ros, Gringolette, het Zwevende Schaakbord achterna rijdt.

Ik heb hier het oog op hetgeen eerst door JONCKBLOET is uiteengezet en later door TE WINKEL uitgebreid. Ook op COSIJN'S rectorale rede "over Angelsaksische Poëzie" . COSIJN, t.a.p. bl. 21. Dr. TE WINKEL, Gesch. der Ned. Lett. Hilde Gudrun.... von F. PANZER. Halle a/S. 1901. Ook Prof. SYMONS, die de Gudrun uitgaf, hecht aan die plaatsnamen niet veel.

Het handschrift van "Lancelot" dagteekent uit de 14e eeuw, maar Dr. Jonckbloet, de bewerker van den Middel-Nederlandschen "Lanceloet", de eenige in dichtmaat geschreven vertolking van het Fransche werk, is van meening, dat de tekst van veel ouderen datum is.

Ik ga dus thans allereerst van de Middelnederlandsche Beatrijs verhalen. Zal ik sòms den inhoud wat kort moeten samenvatten, een ander maal zal ik weer wat uitvoeriger kunnen zijn. Citaten zullen mijn verhaal verlevendigen en om het verstaan dier Middel-Nederlandsche aanhalingen te vergemakkelijken, zal ik naast den aangehaalden tekstregel, die geheel of gedeeltelijk verklaring of vertaling behoeft, woordverklaringen plaatsen. Vermeden wordt immers hiermede het lastig en storend gekijk naar den voet der kolommen, waar anders soortgelijke toelichtingen staan. Een cijfertje achter het te vertalen woord of den geheelen regel, hetzelfde cijfer voor de vertaling of verklaring, op, voor zoover althans typographisch mogelijk, dezelfde linie, en wij zijn op 't makkelijkst geholpen. Het spreekt vanzelf, dat, indien ge belang mocht stellen in zekere bijzonderheden, die de herkomst van ons verhalend dicht betreffen, zooals, bijvoorbeeld: wèlke naar alle waarschijnlijkheid de boeken waren, waarvan, zooals ge onmiddellijk zien zult, in den aanvang van het verhaal sprake is, ik volstaan kan met U naar literatuurhistorici als Te Winkel en Kalff te verwijzen, of naar de tekstuitgave, met toelichting en woordenlijst, van Jonckbloet. Hunne desbetreffende mededeelingen hier over te schrijven, zou ruimte kosten en heeft niet den minsten zin, daar zij uw begrijpen en genieten van het aloude gedicht-zelf in geen enkel opzicht zouden kunnen versterken, en juist dat begrijpend-genieten het eenige is, waarom het mij, th

Tot dusver heeft men dat op voorgang van JONCKBLOET gedaan. Maar JONCKBLOET was zóó bevangen door zijne studiën der Oudfransche Chanson-de-geste hoe uitnemende vruchten die studiën ook hebben gedragen en had daarbij zóó weinig geloof in het dichterlijk vermogen van ons volk, dat vermeldingen als de bovengenoemde hem reeds dadelijk afdoende voorkwamen.

Het is waar, JONCKBLOET heeft zijn, in vele opzichten voortreffelijk, werk in latere uitgaven aangevuld en gewijzigd; doch het wezen van zijn boek is daardoor niet veranderd. Ongeveer twintig jaar na JONCKBLOET ondernam Dr. J. TE WINKEL een nieuwe geschiedenis onzer letterkunde, eveneens op eigen wetenschappelijk onderzoek berustend.

Ik verwijs hier natuurlijk vooral naar de uitgaaf zijner werken door BISSCHOP en VERWIJS en de uitstekende Inleiding daarop; voorts naar hetgeen JONCKBLOET over hem heeft medegedeeld en het degelijk overzicht van Dr. TE WINKEL. Fragmenten van zijn werk zijn medegedeeld in jahrbuch d.V.f.N. Sprachf., XII, 106; XV, 39 flgg. Ged., bl. 127.

W.J.A. Jonckbloet gaf onzen Roman van Walewein naar het handschrift uit, dat berust in de Bibliotheek der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden.