Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 oktober 2025
Zorgt men er voor, dat zij niet door de zon worden beschenen, dan volgt de kieming meestal na 2 of 3 weken. Zooals alle uit kleine zaden gekiemde plantjes, zijn de zaailingen van Gesneriaceeën in den aanvang zóó klein, dat men ze nauwelijks met het ongewapende oog kan zien.
Zijn de zaailingen boven den rand van den pot uitgegroeid, en moeten zij nog met glas bedekt blijven, dan steekt men eenige stokjes op gelijke hoogte in den pot en legt daarop de glasplaat.
Heeft men te dicht gezaaid, zoodat de opkomende kiemplantjes elkander dadelijk raken, dan moet men ze onverwijld uitdunnen, door de zwakste plant voorzichtig uit te trekken. Lang kan men de opkomende zaailingen niet laten staan; zij moeten spoedig in andere potten of bakjes gerepikeerd worden, wat ook tot de vorming van haarworteltjes bijdraagt.
Deze stekplanten moet men geheel ongesnoeid laten, daar zij anders veel later bloeien en zij zich toch wel voldoende vertakken. De Pelargoniums laten zich ook zeer gemakkelijk uit zaad voortkweeken; toch is dit voor een liefhebber niet aan te raden. De zaailingen immers bloeien hoogst zelden in het eerste jaar, terwijl dit met stekken steeds het geval is. Er zijn echter nog meer zwarigheden.
Van de zaailingen zal dan nog de ééne plant zeer goed, de andere daarentegen slecht bloeien, zoodat de liefhebber wijs doet, deze wijze van vermenigvuldiging aan de kweekers over te laten, die het doen met het uitzicht nieuwe variëteiten te winnen.
De gevulde Anjelieren geven gemakkelijk zaad; men kan ze dus uit zaad voortkweeken, doch de zaailingen zijn niet constant, d.w.z. dat zij lang niet altijd de eigenschappen bezitten, die de moederplant kenmerken. Wel verkrijgt men uit een zaaisel planten met fraai gevulde of gekleurde bloemen, doch er zijn er ook vele onder, die enkel zijn en haar schitterende kleuren verloren hebben.
De jonge zaailingen, die als onderstam dienst doen en dus bij het aanbinden licht ombuigen, moeten eenigszins versterkt worden, door er twee of drie kleine stokjes omheen te zetten en deze aan elkander te binden.
Dit repikeeren is bij zeer kleine kiemplantjes tamelijk moeilijk; bij grootere echter gemakkelijk. Langzamerhand moeten de zaailingen aan de lucht en zon gewend worden, om te voorkomen, dat zij uit haar kracht, doch stevig en gedrongen groeien en tegen Pinksteren kan men ze dan in de voor haar bestemde bakjes uitplanten.
De zeer fijne zaden worden in Juli en Augustus gezaaid op gezifte, zandige heide- of bladaarde; de zaden worden niet gedekt, matig vochtig gehouden, beschaduwd en koel gezet. De zeer kleine zaailingen moeten een paar keer gerepikeerd worden, totdat zij groot genoeg zijn om in afzonderlijke potjes geplant te worden.
Bij slechts zeer weinig soorten brengen de Palmzaailingen direct hun gekarakteriseerde bladeren voort; de meeste maken de eerste twee, drie jaren lange smalle bladeren, zooals op onze gravure zijn te zien, en die, al naar de soorten, wat smaller of wat breeder zijn. Men moet bij in de kamer gekweekte zaailingen veel langer op het eerste goed ontwikkelde blad wachten dan bij in de kas gekweekte.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek