Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 31 mei 2025
De voortkweeking van deze planten geschiedt het best door kweekbolletjes, die bij het verplanten van de moederplant worden afgenomen en afzonderlijk in potjes worden geplant. De Lelies, de overal bekend en in trek zijnde bolgewassen, behooren tot de familie der Liliaceeën.
Deze éénjarige plant komt voor in de wateren van Azië, Australië en Afrika. Zij vormt boschachtige stengels, die in het najaar zinken; hieruit ontwikkelen zich dan in de lente, wanneer de moederplant reeds afgestorven is, een aantal jonge plantjes. De bladeren zijn rond-hartvormig, de bloemen wit, ongeveer 2 cM. in doorsnede; de bloembladeren zijn aan de randen fijn gefranjed.
Alle soorten, die voor kamercultuur in aanmerking komen, zijn zonder stengel. De bloeiwijzen ontspringen midden uit de rozet, die door de bladeren wordt gevormd. Na den bloei kan de moederplant dus niet langer meer doorgroeien, en na verloop van eenigen tijd gaat zij dan ook dood.
Behalve op behoorlijke begieting en bemesting moet men des zomers ook letten op tijdige verwijdering der kweekknollen, die in grooten getale zich ontwikkelen en de moederplant aanmerkelijk verzwakken. Uit deze kweekknollen kunnen weder jonge planten opgekweekt worden. In den herfst begint de rusttijd der Calla; zij wordt dan minder begoten en overwintert in een koele, doch vorstvrije kamer.
Wanneer men bij voorbeeld van een fraaie Pelargonium, Fuchsia of Anjelier zaden oogst en die uitzaait, dan behoeft men in de meeste gevallen er niet aan te denken, dat de jonge zaailingen weder de goede eigenschappen der moederplant zullen bezitten. Deze zaailingen slaan terug, d.w.z. zij toonen neiging om weder tot hun oorspronkelijken vorm terug te gaan.
De Cactus, die men hierop enten wil, wordt voorzichtig van de moederplant afgesneden. Met een scherp, puntig mesje snijdt men nu een gaatje onder in deze spruit en wel zoo, dat dit niet grooter is dan het spitsje van den onderstam. Beide stukken worden nu op elkander gezet en de ontstane spleet met entwas dichtgesmeerd. Natuurlijk moet deze veredeling tot samengroeiing goed verbonden worden.
De voortkweeking geschiedt door zaden, die in vochtige lucht vaak reeds kiemen, wanneer zij nog aan de moederplant zitten en dan een interessant gezicht opleveren; ook kan men kopstekken nemen, waartoe de kroontjes van leelijk geworden planten zeer goed kunnen dienen.
Het bevat dan ook geen embryo, besloten in omhulsels, waarvan het zich moet bevrijden, gelijk zaad en ei. Als men nu nauwlettend de ontwikkeling van de voortplantingslichaampjes eener alg of paddestoel nagaat, zal men zien, dat het slechts behoeft te zwellen om dan ongemerkt uit te groeien tot den vorm van de moederplant.
Deze wijze van voortkweeken doet men gedurende of na den bloei, men gebruikt er jonge scheuten voor, die niet meer zullen bloeien. De afleggers wortelen gewoonlijk na 5 of 6 weken; zij worden dan van de moederplant afgesneden, en afzonderlijk in kleine potjes opgepot.
Eenige soorten, o.a. sommige Aspleniums, vormen op het loof jonge plantjes. Deze plantjes worden voorzichtig van de moederplant afgenomen, in lichte aarde geplant en als jonge zaadplantjes behandeld. De voornaamste voortkweeking geschiedt echter door middel van sporen. Deze vormen zich aan de achterzijden van het sporenloof, dat zich dikwijls reeds door den vorm van het gewone loof onderscheidt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek