United States or Haiti ? Vote for the TOP Country of the Week !


Eenige soorten, o.a. sommige Aspleniums, vormen op het loof jonge plantjes. Deze plantjes worden voorzichtig van de moederplant afgenomen, in lichte aarde geplant en als jonge zaadplantjes behandeld. De voornaamste voortkweeking geschiedt echter door middel van sporen. Deze vormen zich aan de achterzijden van het sporenloof, dat zich dikwijls reeds door den vorm van het gewone loof onderscheidt.

De jonge zaadplantjes kunnen spoedig afzonderlijk opgepot, en moeten later in potjes van 10 cM. wijdte gezet worden. Men moet zorgen voor een voedzamen grond en voor een rijke begieting. Het is een zeer ondankbaar werk, deze plantjes te laten overwinteren, waarom men beter doet jaarlijks jonge plantjes uit zaad te kweeken. Peperomia resedæflora.

De jonge zaadplantjes moeten vrij spoedig in kleine potjes, met voedzamen grond opgepot worden; zij worden gedurende het voorjaar nog eenige keeren verpot en tot aan het einde van den bloeitijd buiten op een zonnige plek gezet. De bloeitijd duurt bij deze behandeling, wanneer zij in October worden binnen gezet, door tot diep in den winter toe.

Het overvloedige water kan dan gemakkelijk wegzakken. Waar de drainage niet voldoende verzekerd is, daar wordt de aarde in korten tijd zuur en het beste zaad kan dan geen goede, gezonde zaadplantjes geven. Van evenveel belang als het is voor een goeden pot te zorgen, is het ook, de juiste soort van aarde te kiezen, waarin men zaait.

Die soorten echter, welke voor kamercultuur geschikt zijn, kunnen bijna alle op dezelfde wijze behandeld worden. Het lastigste gedeelte der cultuur van Bromeliaceeën is de behandeling der zaden en zaadplantjes, maar men doet het best dit aan een kweeker van beroep over te laten.

Het opkweeken van zulke kleine plantjes is altijd zeer moeilijk, daar het eerste repikeeren zeer veel geduld en geoefendheid vereischt. Nadat men ze verscheidene malen gerepikeerd heeft, zijn de zaadplantjes eindelijk groot genoeg om afzonderlijk in potjes te worden gezet.

Het is een ongeveer 30 cM. hoog wordende kamerplant met zeer interessante bloemen. De wortels van de Bromeliaceeën zijn over het algemeen zeer weinig ontwikkeld, en vooral is dit het geval bij de op boomen groeiende soorten; vele hebben slechts als zaadplantjes enkele worteltjes en leven verder geheel wortelloos, haar voedsel geheel opnemende uit de vochtige lucht.