United States or Somalia ? Vote for the TOP Country of the Week !


De Jasminums zijn oorspronkelijk klimplanten, en hoewel de bloemen betrekkelijk klein zijn, brengen zij door haar fijnen geur bijna iedereen in verrukking. In potten gekweekt, ontwikkelen zij zich slechts tot kleine struikjes, die men aan een stokje opbindt. Zij moeten geplant worden in lichten grond; heidegrond, veengrond of bladaarde passen haar goed.

De veel teerdere Odier-Pelargoniums moet men in bladaarde, vermengd met een weinig graszodengrond, kweeken. Houdt men deze soort voor het venster van een goed gelucht vertrek, waar zij tegen regen beschermd staat, dan zal zij in het tweede en derde jaar het rijkst bloeien. Deze soort moet zoo min mogelijk ingesneden worden, daar zij dan veel beter bloeit.

Deze plant moet gekweekt worden in met heide- of bladaarde vermengden graszodengrond; men zet haar in een warme kamer en beschermt haar tegen te felle zon. Een rijkelijk begieten en geregeld gieren zal den groei zeer bevorderen, zoodat de planten spoedig een krachtig voorkomen krijgen.

De zeer fijne zaden worden in Juli en Augustus gezaaid op gezifte, zandige heide- of bladaarde; de zaden worden niet gedekt, matig vochtig gehouden, beschaduwd en koel gezet. De zeer kleine zaailingen moeten een paar keer gerepikeerd worden, totdat zij groot genoeg zijn om in afzonderlijke potjes geplant te worden.

De weder bebladerde Poinsettia wordt nu zeer voorzichtig verplant in bladaarde, vermengd met wat kleigrond en zand. Men moet ze nu langzamerhand aan frissche lucht gewennen en in Juni voor een druk gelucht wordend venster zetten. Om een goeden groei te bevorderen, moet men ze gedurende den zomer zooveel mogelijk zon geven en overvloedig begieten.

Deze zaden worden meestal verkocht in zeer kleine hoeveelheden, in dubbel papier verpakt. Zij zijn daarbij als stof zoo fijn, zoodat een pakje schijnbaar niet heel veel bevat. Het beste zaait men in Februari op potten, die daartoe met zeer fijn gezeefde heide- of bladaarde vooruit zijn klaargemaakt.

Het best doet een liefhebber zich bij een vertrouwbaren kweeker bereiden Orchideeën-grond aan te schaffen; kan hij die niet verkrijgen, dan zoekt hij in een bosch plekken met inlandsche Varens op, steekt die met de wortels uit den grond, en trekt die wortels met de er tusschen zittende aarde in stukjes, hierdoorheen mengt hij gehakt sphagnum en half verteerde bladaarde, waar alle fijne deelen uitgezeefd zijn, alles in gelijke deelen; wordt hierbij voldoende scherp zand en stukjes houtskool gevoegd, dan heeft men een zeer goede aarde voor Orchideeën.

Als grondmengsel gebruikt men 1/2 deel bladaarde en 1/2 deel vetten graszodengrond, vermengd met veel zand. Oudere exemplaren behoeven slechts om de twee jaar verpot te worden. De cultuur is zeer eenvoudig.

Deze aarde wordt door een niet al te nauwe zeef gehord, opdat alle grovere deelen, zooals niet-verteerde takjes, scherven, enz. verwijderd kunnen worden en dan op een hoop gezet, dien men hoogstens slechts eens per jaar behoeft om te werken. Een lichtere grondsoort is de bladaarde.

De Camellia behoort tot die planten, welke het liefst in veengrond gekweekt worden; bij gebrek daaraan kan men echter ook heide- of bladaarde gebruiken. De Camellia, die reeds door haar prachtige donker glanzend groene bladeren een ware sierplant is, is niet gemakkelijk in de cultuur.