Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 mei 2025
Jong ben ik nog, maar ik ben doof noch blind geweest, en ik heb véél gehoord en gezien, tè veel zelfs, misschien, dat mijn hart deed ineenkrimpen van pijn, me woest opzweepte tot òpstaan tegenover ingekankerde gewoonten, die vrouwen en kinderen zijn ten vloek!
Neen, maar het is vandaag woest onstuimig. Zie maar eens hoe wild het te keer gaat, uit kwaadaardigheid dat die vrouw ontkomen is. Ik heb Rih voor u meegebracht, omdat gij niet loopen kunt. Stijg op. Wij moeten een gelegenheid zoeken, waar gij uw kleeren kunt drogen. Waar zijn mijn geweren en verdere zaken? Ik heb alles. De geweren hangen ginds aan uw zadel.
Doch niet enkel door haar woest en dreigend voorkomen mag de rots van Frênes de aandacht der reizigers trekken: zij verbergt in haar schoot zeldzame merkwaardigheden. De lieden uit den omtrek zullen u verzekeren, dat wanneer ge door een der smalle spleten kruipt, die ge boven den ingang van den tunnel ziet, ge dan in de zoogenoemde "groote kerk" komt.
Het laatst van allen vertoonden zich mannen van woest uiterlijk en vreemden gelaatsvorm, in dierenhuiden gekleed. Hunne gordels, schouderbanden, boog-foedralen, strijdbijlen en lansspitsen bleken van ruw bearbeid, doch zuiver goud te zijn, en hunne hooge pelsmutsen waren met gouden sieraden overladen.
Wij hebben echter pas onzen spijt onder woorden gebracht, of daar zijn we alweer in het open veld tusschen gescheurde en vuile en gelapte tenten, waaromheen een dichte menigte Zigeuners krioelt. Zij zien er verbazend woest en onheilspellend uit, en hun optreden verschilt veel van de zachtheid en goedmoedigheid der Zigeuners, die wij tot nu toe in Roemenië hebben ontmoet.
Er is hier een ruim station, eene ruime bergplaats voor locomotieven, en eene groote destilleerderij, die dagelijks vijfhonderd kubiek meters zoet water kan leveren. Hier zette Skobeleff voet aan wal. Het landschap is niet minder woest dan te Oezoen-Ada; zelfs zijn de duinen nog hooger; daarbij is de haven ledig. Slechts enkele kleine vaartuigen wiegelen droomend op het water.
Onder de laatsten bevond zich een jonkvrouw van buitengewone schoonheid. Twee legeraanvoerders, door haar bevalligheid bekoord, verlangden haar te bezitten. De oudste heette Horsrik, hij was een beroemd hoofdman en gevreesd strijder, krachtig als een beer en woest als een tijger, de jongste, Rinbold was minder ruw, doch even dapper.
Hij reed onmiddellijk op den jongen ridder toe, in de hoop, met één slag den strijd te beslechten. Maar toen hij woest zijn knots zwaaide, trof hij zijn eigen paard; hij viel met donderend geweld ter aarde, en Galaor reed over zijn lichaam heen.
Dat was nog meer van het vreeselijke onbekende. Hij hurkte neer op het uiterste randje van het hol en keek de wereld in. Hij was erg bang. Omdat het hem vreemd was, leek het hem een gevaar. Daarom stond zijn haar op zijn rug overeind en trok hij zijn lippen op in een poging tot een woest en vreesaanjagend gegrom. Uit kleinheid en angst daagde hij de heele, wijde wereld dreigend uit.
Zij sprong op; zij wist wat een "neen" van hèm beteekende; rende weg en kroop onder een bed om zich voor anderen te verbergen; zij wilde alleen zijn met haar droefheid, die zich uitte in een woest, onbedaarlijk snikken. Eens had haar onderwijzer gevraagd, of zij niet met Letsy, zijn dochter en haar vriendin, mee wilde naar Holland, om verder te leeren.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek