United States or Liberia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Nummer zes schijnt flinker; hij is in het geheel niet verhit en houdt het schild kranig op één hoogte.» «Dat jongetjeriep de schonkige kolenbrander uit, in zijn diepe minachting voor den schier al te fijnen jeugdigen hardlooper met een meisjesgezicht en smachtende, vioolkleurige oogen. «Een der voorsten zal het wel winnen; dat zijn prachtige jongelieden, mooi op adem en taai, met spierbundels, die men voelen en tasten kanvoegde hij er bij, door zijne geringschatting van nummer zes vergetende, dat hij zooeven den triomf reeds aan een ander had toegedacht. «Let eens goed op den vijfdeluidde het weder, «die heeft blijkbaar in de palaistra geleerd, hoe men, evenals de struisvogels met hun korte vleugels, zich bij den wedloop met de armen vaart moet geven; zie hem eens werken!» «Doch lang niet vrij en ongedwongenklonk het daartegen, «het hindert hem meer dan het hem baat.

Daar naderden de overwinnaars in de onderscheidene wedstrijden van den vorigen dag, onder hen Pheidippides, keurig en netjes en fijntjes evenals gisteren, een beetje vermoeid van uitzicht, door het voorafgaande nachtfeest zeker. En plotseling ging Simon een licht op: de smachtende, vioolkleurige oogen van Pheidippides geleken als twee druppelen water op die van de bevallige korfdraagster.

Tot, kort voor den eindpaal, terwijl het schild van den een den arm van den ander raakte, in de spotzieke, vioolkleurige oogen van Pheidippides zich eene uitdrukking vertoonde van zeegrijke wilskracht en zoo stoven ze, eerst een heel eind voorbij den paal met de kamprechters en fluitspelers ophoudend, meegesleurd door de geweldige vaart, die hen had voortgedreven, vier ronden lang.

Hij zag de drommen van zijn kameraden donker blauwgroen, en haar tusschen hen komen met haar gouden lach over al haar leden. En zooals een die aan de donkre zee zit, en de vioolkleurige heft haar stem, voor hem niet, maar lijkt slechts voor zich te ruischen. Hij kijkt slechts naar de zon, hoe goud die is, en goud heengaat en trekt, zoo was ook hij.

Een echt kind, dat altijd als een hagedis wegslipte, zoo vaak er bezoekers kwamen. Maar de andere jonkvrouw, met dat buitengewoon korte, rosbruine haar, kende hij niet. En toch, hij kende haar wel; hij wist zeker dat hij die vioolkleurige, smachtende oogen meer gezien had; waar, dat kon hij zich niet herinneren.

Hij had dan ook eene uitdrukking van tevreden gewichtigheid op zijn gelaat, nog een weinig bleek na de geweldige inspanning; zich geheel man voelend, met plotselinge opflikkeringen van pretmakerige ondeugd in zijn vioolkleurige oogen.

Zij was zeker niet ouder dan haar buurmeisje Erinna; toch was ze meer vrouw; ze had een ernstiger trek op haar gelaat en tevens iets kinderlijks, iets vertrouwelijks, dat hem bijzonder aantrok. Waar had hij ook weer die vioolkleurige oogen gezien? Hoe jammer dat het rosbruine, mooie haar zoo kort gesneden was!

En Simon keek zóó lang en zóó diep in die vioolkleurige oogen, welker herkomst hij nog maar steeds niet kon ontdekken; en hij staarde zóó onafgebroken naar dat rosbruine kroeshaar, dat hij, toen de optocht den ingang van de akropolis bereikt had, smoorlijk verliefd was en vast besloten, indien de goden het wilden, met deze bekoorlijke korfdraagster een huwelijksband te sluiten, gelijk hij zich dien steeds had voorgespiegeld.