United States or Uruguay ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wij kunnen uitgaan van twee algemeene grondbeginselen: . Overal, waar de kust steil is, wint de zee; . aan de mondingen der rivieren wijkt de zee terug. In het eerste geval knaagt zij aan de klippen, die tot strandkeien verbrijzeld worden; in het tweede geval draagt de zee zand aan, dat den bodem der zee verheft en haar doet wijken.

Welk een tooneel! alles was verbrijzeld en lag in stukken over den grond verspreid: pannen, bloemen, glas en hagelsteenen vormden een verwarde massa, waarin niets meer te herkennen viel; de tuin, welke dien morgen nog zoo fraai was, zoo vol bloemen stond, was thans in een puinhoop veranderd. Waar was vader?

Hij zag er verschrikkelijk uit. Mijn kogel had zijn dijbeen verbrijzeld en tengevolge van den kolfslag, gaapte zijn hersenpan. Hij was reddeloos verloren en staarde ons met starre oogen aan. Hier hebt gij mijn fez, Halef; breng water! Deze hoofddekking wordt zoo fijn geweven, dat men er water in kan doen. Wij gaven den stervende eenige lafenis en goten hem aanhoudend water over het hoofd.

Tom en zijn makkers waren dus na de aanvaring alleen op de Waldeck overgebleven, zonder eenig middel om den levenloozen klomp te lichten, daar de beide booten aan boord bij het aanvaren verbrijzeld waren. Er schoot hun niets anders over dan geduldig een schip af te wachten, terwijl het wrak door de werking der stroomen langzamerhand afdreef.

De trouwe dienstknecht had ten laatste zijn loon ontvangen. Werd zijn verbrijzeld lichaam ook niet geheeld, werd de herinnering van het doorgestane lijden, van de jaren in bitterheid des gemoeds doorgebracht, niet van hem genomen een nieuw licht was voor hem opgegaan, een nieuw leven had hij leeren kennen, een leven na dit tijdelijke. Paradijs heette het!

Verschroeit haar, o mijn tranen! Verstik haar, o mijn bloed! Ach, dacht gij 't in, gij meester! Hoe duur uw feestvreugde is, Wat schouders zijn verbrijzeld, Voor 't zoete van uw disch! Regeert er

Maar Theodoor, die zich schuldig gevoelde en geenen lust had om zich door den uitzinnigen baas den kop te laten inslaan, deinsde terug de deur uit en liep met spoed naar het dorp. De herbergier was niet te stillen. Om zijne gramschap toch op iets uit te werken, had hij met zijne zware handen reeds eenen stoel aan stukken getrokken en twee pinten verbrijzeld.

Op hetzelfde oogenblik kwam de olifantentroep als een wervelwind aanstormen, tusschen en langs de boomen en de sterke reiswagen was in een oogwenk omver geworpen, verbrijzeld, versplinterd, als een stuk kinderspeelgoed! Daar weerklonk een schot! Urdax, woedend over het verlies zijner bezittingen, wilde althans een der olifanten daarvoor straffen.

Verdiept in dit schouwspel, en vervuld van den wensch, dat er eenige brokken zouden afvallen, kwam eindelijk zulk een gevaarte met donderend geweld omlaag, en zagen wij terstond eene hooge golf recht op ons afkomen. De matrozen snelden zoo spoedig zij konden naar de booten aan den waterkant; want de kans, dat deze verbrijzeld konden worden, bleek duidelijk.

En wie zonder den inwendigen Getuige alleen het uitwendig getuigenis neemt, wordt niet geraakt. En op dat geraakt worden komt het toch aan. Want gij moet neergeworpen; ge moet neergeslagen; de afgod van uw ik moet in u verbrijzeld. Dagon moet vallen. En die uitwerking heeft het uitwendig getuigenis zonder den innerlijken Getuige nooit. Niet de innerlijke Getuige zonder het Woord. Dat kan evenmin.