Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 8 juli 2025


En 't was alsof er van de kerk een zweem van verheffing uitging over de school en over hem zelf, terwijl hij van de bank opstond. Gesterkt als na een gebed ging hij vol kracht en vertrouwen naar zijn studeerkamer om zijn hoofd te breken met Tacitus. En de uilen stoorden hem niet. De school en het dorp waren hun te groot en te druk geworden, ze verdwenen op eens en kwamen niet terug.

Vooral stonden bij de Duitschers de vrouwen in hoog aanzien, ter wille harer kinderen. Hare zuigelingen brachten zij aan eigen boezem groot, en lieten zij niet, zooals in de Romaansche landen nog heden even als ook reeds ten tijde van Tacitus, dikwijls het gebruik is, aan minnen en bedienden over.

Zoodra dit stuk grond was uitgeput, werd het met een ander verwisseld. Tacitus kent echter ook zulke nederzettingen, waarbij elk familiehoofd een bepaalde hoeveelheid land ter ontginning en bebouwing kreeg. Wij vinden hier een overgangsvorm tot het privaatbezit, waarop wij nader zullen terugkomen.

Want in de vele honderde jaren, waarin alle geleerdheid in die schoone, ontwikkelende taal geleefd had, was er wonderlijk genoeg niets voortgebracht, waard om in het Latijn gelezen te worden. Nu als voor zeshonderd jaar zaten de geleerde bollen en braken hun hoofd met deze interessante, maar duistere plaats in Tacitus.

Waarom ze niet te zenden als legionariï in de auxilia-troepen naar Moezië of Pannonië, meende Frontinus. Ik beken, zei Plinius; dat ik niet weten zoû hoe met ze te handelen als ik over ze te oordeelen had. Wat ik van hen weet, is, dat zij zich verzamelen en hun Christus aanbidden met goddelijke eer.... Hij werd onder Tiberius gekruisigd, meende Tacitus.

Dit woord van Tacitus zou men tot tekst kunnen nemen voor eene lange lofrede op het Duitsche wezen, dat zich in den regel afkeerig betoonde van het lichtzinnige, en daarentegen het ernstige gaarne ernstig opvatte; dat een vijand was van vergoelijking, en het woord "frivolité" niet eens in zijne taal teruggeven kon.

Het verschil in kleeding en zeden en gewoonten is zelfs zoo groot bij dien verbazend kleinen afstand, dat men aan verschillende afkomst heeft gedacht. Sommigen beweren, dat de eilandbewoners afstammelingen zijn van de Marsotten, van wie Plinius en Tacitus melding maken. Zij bezetten een stuk gronds dicht bij het meer Flevo.

Er stonden enkele beelden rondom, tusschen myrteplanten: bronzen koppen op voetstukken van porfier; roode rozen van Pæstum bloeiden om het ovalen vijvertje; zwart marmeren dolfijnen bliezen waterstralen; het gemurmel was als een rhythme.... Rijk, maar toch eenvoudig en sierlijk, prees de jonge Suetonius. De schoonheid, die goedheid is, antwoordde hem Tacitus met zijn diepe, donkere stem.

Welk ras het eerst het groote land tusschen de Karpathen en de Oostzee bezet en bewoond heeft, en ten gevolge van welke veranderingen en gebeurtenissen de Slawen er zich eindelijk in uitgebreid hebben, dit alles ligt in een diep duister begraven. Volgens Tacitus hebben, ten tijde der Romeinen, Duitsche volken, hier oostelijk zelfs tot over den Weichsel geregeerd.

Tacitus heeft met een paar woorden, het klimaat van Engeland zeer treffend geschetst. Hij zegt er van, dat zijn wezen is: "vroeg ontkiemen, laat rijpen." Het schijnt, dat Tacitus daarmede tegelijkertijd, op fijne profetische wijze, ook den geheelen geest van de nationaliteit had willen aangeven, die zich in den loop der tijden op deze koele eilanden ontwikkelde.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek