Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juni 2025
Toen ik bij de eindzitting van mijn proces op de zondaarsbank zat te luisteren naar Lockwoods vernietigende aanklacht tegen mij het klonk als een stuk uit Tacitus of uit Dante, als een van Savonarola's boetpredikingen tegen de Roomsche pausen , herinner ik mij hoe, midden in den walg van afgrijzen voor wat ik hoorde, plotseling de gedachte bij mij opkwam, hoe grootsch het zoû wezen, indien ik zelf daar stond en al deze dingen tegen mij inbracht.
Hij vertelde van de tweehonderd-vijftigduizend sestertiën, die Crispina zoû te betalen hebben aan den dominus, als.... Een moederlijke gril, zei Tacitus. Wat een afschuwelijk Hof! zei Juvenalis. Onze tijden kòmen misschien, fluisterde Tacitus. Vooral als we bedenken.... zei Frontinus.
De geleerde Duitschers hebben wel die schrijvers der oudheid het beste verklaard en geëmendeerd; de Franschen hebben zeer ijverig hunne kunstscheppingen nagebootst, maar de Engelschen hebben Homerus, Thucydides, Tacitus en Juvenalis het meest in vleesch en bloed opgenomen.
Zulks toch mag men opmaken, uit de namen van twee Vriesche gezanten van Rome, onder Nero, welke Tacitus voor ons bewaard heeft, namelijk Verritus en Malorix. Ann. Lib. Indien ik mij niet bedriege, waren dit, de nog bekende namen Gerrit en Maurik.
Het is niet weinig te betreuren, dat een Tacitus ons niet de zeden dezer Iberische voorouders der Spanjaarden, even als die der Germanen, geschilderd heeft.
Hij wist hoe ze aan zich te hechten, zei Martialis; hij stond ze, in de arena, dikwijls beiden na een tweekamp het leven toe. En gaf ze de rudis daarna, hun afscheidsstaf en eerbewijs.... Ze houden allen van hem.... De Prætorianen zijn verdeeld, fluisterde Frontinus. Dus? vroegen Tacitus en Juvenalis, begeerig. Frontinus schetste een gebaar van niet weten.
De kronieken van Nederland bevatten de treurigste verhalen van die vreeselijke werking der zee op eenen steeds dalenden bodem. In de jaren 1421, 1427 en 1446 werden meer dan tweehonderd dorpen van Friesland en Zeeland verzwolgen. Langen tijd zag men de spitsen der torens boven het water uitsteken. Het eiland der Batavieren, reeds tijdens Tacitus bewoond, ligt thans onder de laagwaterlijn.
Plinius en Tacitus gewagen ervan, de eene met een zucht, omdat een volk genoodzaakt is zijn eigen land te verbranden, de tweede met bewondering voor zooveel snuggerheid. De veengraverij verschaft werk aan duizenden individuen. Het is een brandstof van niet heel veel beteekenis, donker en lastig in 't gebruik; daarbij verkoolt ze meer, dan dat ze vlamt en brengt zwaren rook voort.
Zoo was het in het eerste begin der middeleeuwen, den gouden tijd dezer Westersche Slawen, waarin zich een Slawische patriot zoo gaarne terugdroomt, even als de Duitschers zich nog gaarne den tijd der Germanen, dien Tacitus ons schildert, terug denken. Met Karel den Groote eindigde deze gelukkige tijd. Onder hem kregen zij last van de Duitschers.
"Hare knapen," zoo meldt Tacitus verder, "spelen onder het opzicht der moeders tusschen de huisdieren op de deel en het erve rond, en groeien tot stevige knapen op."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek