United States or Andorra ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen zijn baas den ransel had geopend om er zwachtels uit te halen, liet hij hem open staan ook, en al dadelijk vielen de oogen van den aap op het brood, dat er in lag. Spoedig had hij het beet en begon er van te eten, en reeds had hij het meer dan half op, toen Luigi omkeek en Sim zoo bezig zag.

Als ik zeg: 'klim', dan klimt hij; zeg ik: 'ga dood liggen! dan ligt hij zoo stil als een muisje, en zeg ik: 'Sim, hoe doen de kindertjes, die pret hebben? dan gaat hij dansen en in de handen klappen. Hij kan koffie malen, een geweertje afschieten, touwtje springen, en nog veel meer." "Nu, dat is al meer dan genoeg.

Toen ze daar gekomen waren zei de vader: "Nu, Luigi, ik ga hier links af. Jij moet maar altijd rechtdoor loopen, dan kom je, als je stevig doorstapt, tegen den middag in een groote stad. Bij de poort begin je maar terstond met Sim kunstjes te laten doen en voor het geld, dat je daarvoor krijgt, koop je maar dadelijk eten. Begrepen?" "Maar, vader, als ze me nu eens geen geld geven?"

Moedeloos zette hij zich op een stoep neer en begon van de droge broodkorst, die hij van Verona medegebracht had, te eten, toen een jongen bij hem kwam staan. "Kom je uit Tyrol?" vroeg hij. Luigi schudde het hoofd. "Waar kom je dan vandaan?" "Uit Verona!" "En wat kom je hier doen?" "Ik laat Sim kunsten maken." "Zoo, en heb je al veel verdiend?" "Hier? Neen, bijna nog niemendal!"

Hij liep maar al rechtuit en telkens als hij voorbij een huis kwam, moest Sim zijn kunstjes vertoonen. Sommige menschen gaven hem wat, anderen weer niet. Slechts langzaam vorderde hij, en eerst tegen den avond kwam hij in de groote stad. Hier zou hij geld, veel geld krijgen; want kijk eens, wat rijden daar mooie koetsen! Wat loopen daar prachtig gekleede heeren en dames!

Ach, dien avond sliep Luigi voor het eerst van zijn leven op een hoop stroo onder een poort! Hij had ternauwernood zooveel geld verzameld om een droog stuk brood te koopen. En, toen hij niet wist waarheen, was hij maar op een hoop stroo neergevallen, en daar sliep hij nu in gezelschap van zijn vriend Sim, die hem, toen hij schreide, met de zwarte, kleine handen over het gelaat gestreken had.

Hoe licht Sim ook woog, hij werd den jongen veel te zwaar om te dragen, en bij iederen stap, dien hij deed, had hij het wel kunnen uitschreeuwen van de pijn. Eindelijk hoorde hij hetzelfde schelle gefluit als dat, hetwelk hem zoo verveeld en haast bang gemaakt had, toen hij in den boevenwagen op het spoor zat.

Hij zat met de armen over de borst gekruist, sloeg geene acht op zijne sim, die toch de onmiskenbaarste teekenen van leven gaf, en staarde den oever aan met eene uitdrukking van komieke neerslachtigheid op zijn gelaat. »Angelo, mijn vriend!" riep ik: »in den naam van al uwe heiligen, wat overkomt u?" Hij bleef een oogenblik zwijgen.

Sim moest weer dadelijk beginnen met zijn kunsten te vertoonen; maar het scheen wel, dat de menschen hier nog minder mild waren dan te Verona, waar hij vandaan kwam. Reeds begon de avond te vallen, toen hij nog zoo goed als niets gekregen had, en hij zag al hier en daar uit, of hij niet een geschikte plaats vond om er den nacht door te brengen, doch te vergeefs.

Zijn dorst had hij spoedig bevredigd en thans trok hij de oude kousen uit, om in het koele water zijn brandend heete voeten te verkwikken. Uit zijn ransel haalde hij een paar lappen, die hij trachtte er om heen te winden. Onderwijl hij daar zoo zat en van pijn en verdriet huilde, hield Sim zich met wat anders bezig.