Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juni 2025


En hoewel deese substantie in de Vorschen vloeybaar als een water is, soo droogt sy dadelyk op, door de warmte van de hant of vingers, dan nooit soo hart, of men kan se seer ligt tusschen de tippen der Vingeren, tot een fyn poeyer vryven; gelyk dat ook omtrent die kalkagtige en vloeybaare materie in de Rog plaats heeft.

Hun wenkbrauwen borsteliger dan ooit, en hun wapenen rink-rinkelden onder 't gaan. Als ze den misdadiger naar het kot sleepten, deden ze dit naar de eischen der hoogste kunst. Ook op het oogenblik, dat de rog zoo'n vervaarlijken salto-mortale had gemaakt, was de schout niet aanwezig, maar de vrouw van den smid snapte hem net precies, toen hij zich wilde verstoppen.

Een wilde, wanordelijke vlucht der aanvallers volgde, en de rog had zich dus ten eersten male goed tegen de helden verdedigd. Een der Weertenaren ging op het dak zitten, en keek vandaar naar het gruwelijk ondier. Een ander klom in een boom, en begon het met steenen te bombardeeren. Men zou het duivelsch gebroed, dat in 't rustig stadje uit de lucht was komen vallen, wel klein krijgen!

Zijn vaalzwart, maar flikkerend oog als een star, Is zeker een teeken van onheil en plagen. Weldra komt een aaklig, naar galmend geschreeuw De rust der ontwakende Weertenaars storen ...." De aanval op den rog wordt op geestige wijze aldus geteekend: "Jan, steek!" riep een vrouw, die het venster uitkeek.

Diergelyk een poeyer heb ik in het Hooft van de Rog ondekt, dat meede seer sterk met zuur opbruyst, en waarom ik oordeel, dat daar meede een Alkalisch gelyk sout in is: gelyk ook in de steenkens, die men Kreeftogen noemt.

Door een onbekenden X is een gedicht op de Weerter rogstekers geschreven. Hieraan is 't volgende ontleend: Te Weert had nog niemand de peluw verlaten, Toen knakkend de kar ging de straat op en neer, De hoef van de paarden reeds klonk door de straten. Ineens ploft de rog uit de hotsende kar. En ligt als een ongedierte achter den wagen.

Men verhaalt, dat er oudtijds een vrachtkar o.a. met rog beladen van Antwerpen naar Roermond reed. Bij Weert viel een rog van de kar en bleef in het wagenspoor liggen. Een Weertenaar zag het hem onbekende gedrocht en liep verschrikt naar de stad om hulp te halen. Gewapend trok men er op uit, dreef den rog een spiets door het lijf en voerde hem als oorlogsbuit zegepralend naar het stadje mee.

Gillende vrouwen hielden onderwijl haar mannen bij de jas. Kinderen schreiden om de algemeene angst, en iedereen was klaar, om nog verder weg te loopen, als de rog weder een van zijn slangelijfkunstenaars-grappen zou uithalen. Gelukkig overlegde een burger, dat men in Weert nog een schout had. Doch waar was de schout?

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek