United States or Cook Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


In plaats van de groene wouden van den Phalgou, werd nu de achtergrond der schilderij ingenomen door de heilige stad. Wat het onderwerp betreft, het was nagenoeg hetzelfde. Werkelijk bedekten duizenden bedevaartgangers den steilen oever, de terrassen, de trappen en kwamen zich in drie- of vierdubbele rijen in den stroom dompelen. Men meene daarom niet dat dit bad kosteloos genoten werd.

Hoevelen waren er onder hen, die verdiend hadden kaal uit de wateren van den Phalgou te treden! En zulk een beweging maakten die geloovigen, nu eens plotseling onderduikende, dan het water pijlsnel doorklievende, dat de verschrikte krokodillen naar den tegenovergestelden oever vluchtten.

Wij begaven ons dus langs het strand van den Phalgou naar het kamp terug. Het ontbijt vereenigde ons allen aan tafel en het overige van dien dag, die buitengewoon warm geweest was, ging zonder bijzondere toevallen voorbij. Kapitein Hod doorkruiste tegen den avond de omringende vlakte en bracht eenig klein wild mede.

Het watervlak van den Phalgou was volkomen duister, zonder een van die trillende lichtpuntjes, die de minste beweging aan de oppervlakte gewoonlijk doet ontstaan. Het geruisch kwam noch van het water noch uit de lucht. Intusschen merkte ik niets verdachts op. Ik ging dus weder naar bed en door vermoeienis overmand, viel ik in een lichte sluimering.

Hier en daar worden tenten opgeslagen, hier en daar ziet men uitgespannen karren, hier en daar hutten van takken, die tot voorloopige woning van al die menschen dienen. »Welk een gedrang!" zei kapitein Hod. »Het water van den Phalgou zal van avond niet lekker zijn!" deed Banks opmerken. »En waarom niet?" vroeg ik.

Den volgenden dag, 20 Mei, kwam de IJzeren Reus, bij het vallen van den nacht, na een buitengewoon heeten dag, in de omstreken van Gaya aan. Aan den oever eener heilige rivier, de Phalgou, zeer bekend bij de bedevaartgangers, werd halt gehouden. De twee huizen hielden stand op een fraaie plek, aan den steilen oever, beschaduwd door schoone boomen, op twee mijlen ongeveer van de stad af.

Bij het eerste licht van den aanbrekenden dag kon ik de oevers van den Phalgou en een gedeelte van den weg, die zich verscheidene mijlen voor ons uitstrekte, onderscheiden. Hoe groot was onze verbazing, toen wij verscheidene honderden Hindoes bij groepen aan den kant van den weg zagen liggen. »Dat zijn onze bedevaartgangers van gisteren," zei kapitein Hod. »Wat doen ze daar?" vroeg ik.

Het zal omstreeks één uur van den morgen geweest zijn, toen ik een dof geruisch meende te hooren, dat zich langs de oevers van den Phalgou verspreidde. Eerst kwam de gedachte bij mij op dat, onder den invloed van een zeer met electriciteit verzadigden dampkring, een stormwind in het westen begon op te steken.

Hier waren geloovigen, bedwelmd door het gebruik van »bâng," een drank van opium met een infusie van hennip gemengd, met boomtakken verbonden door in hunne schouders geslagen ijzeren haken. Op deze wijze opgehangen zwaaiden zij zoolang heen en weder, tot eindelijk hun vleesch begon mede te geven en zij in de wateren van den Phalgou vielen.

De weg langs den oever van den Phalgou was geheel bedekt met geloovigen, weinig geneigd, naar het scheen, om plaats te maken. In die omstandigheid was het geen gemakkelijke zaak voorwaarts te gaan en niemand te verpletteren. Banks liet twee- of driemalen fluiten, hetgeen door de bedevaartgangers met een uitzinnig gehuil beantwoord werd. »Op zij!