United States or Saint Helena, Ascension, and Tristan da Cunha ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij troost haar?" "Zooals gij zegt, Disdir; toen ik in de ziekenkamer trad, hield Robrecht eene van Dakerlia's handen en ik zag dat hem van medelijden de tranen in de oogen stonden." "De lafaard! Een man weenen als een meisje!" gromde Disdir Vos op zonderling nijdigen toon. "Lafaard? Robrecht Sneloghe een lafaard?" herhaalde Willem Van Wervick verbaasd. "Omdat hij deernis heeft met ...?"

"Verrekt!" beet hij terug, en met een nijdigen ruk klakte de deur toe, dat het heele huis schokkend dreunde, en de nog heele ruiten daverrinkelden ...

Met bitsen blik bezag hij nog Jan, terwijl hij het papier in elkaar frommelde, en het met een nijdigen ruk in de prullenmand wierp. Toen keerde hij zich om, en kreeg een schok, die hem van het hoofd tot de voeten doorliep. Want daar stond Clara, met een donkeren blos op het gezicht, en de treurige oogen vol tranen.

De man verbleekte en wierp Holmes een nijdigen blik toe. "Als Uwe Genade 't wenscht?" "Ja, ja, ga. Nu, mijnheer Holmes, wat hebt u te zeggen?" Mijn vriend wachtte tot de deur gesloten was achter den secretaris. "Het feit is, Uwe Genade," zei hij, "dat mijn collega dr. Watson en ik de verzekering van dr. Huxtable hadden gekregen, dat een belooning was uitgeloofd in deze zaak.

C'est pas vrai, godfèrdom! antwoordde de kleine, met een nijdigen schuinblik. Je te l'ai godfèrdom vu voler! beweerde krachtig de man van de straat. 't Klonk aller-gekst de twee Walen voortdurend dien vlaamschen vloek te hooren gebruiken. Ik had moeite om er mijn ernst bij te behouden. De agent kwam in 't midden. Vot' nom? vroeg hij den kleine.

»Ik ik zal hem een kogel door den kop jagen," riep de Hopman, die vrij angstig naar den grooten, nijdigen hond keek en allerminst lust had, met diens tanden kennis te maken. »Au, au, neen, niet schieten! Au o, o, als je misschiet, krijg ik misschien den kogel, die..."

Na eene lange wijl de oogen met nijdigen blik op Robrecht te hebben gehouden, zeide Disdir tot Burchard: "Gij ziet wel hoe hij u ontwijkt. Nauwelijks gunt hij u eenen korten groet, en vervordert zijnen weg, schier zonder u te bezien." "Neen, neen", antwoordde Burchard, "ik ken Robrecht beter ... Daar keert hij reeds zijn paard om tot ons te komen."

In het denkbeeld verkeerende, dat ik geroepen werd om gecomplimenteerd te worden, of om opgave te doen welke kleermaker zoo'n nette jas voor mij geleverd had, of waar ik die mooien steek was machtig geworden, of althans verwachtende, dat er nu een twist zou volgen over de vraag aan wien de eer te beurt zou vallen mij onder zijne bevelen te krijgen, werd ik in de hoogste mate verbaasd, toen de oudste van die heeren, op een zeer nijdigen toon, mij aldus toesprak: »Wel, heerschap, op welk schip hoort gij thuis?"