Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 mei 2025


Het kunnen verlatynschingen zijn van twee oud-germaansche mansvóórnamen, of ook kunnen het deze zelfde namen zijn in hunnen eigenen oud-germaanschen form, die van den latynschen niet afwijkt; zie bl. 71 en bl. 20. Het kunnen ook namen zijn, aangenomen als die van de vermeende oude hooftlingen, aanvoerders, stichters, de fabelachtige stamvaders der Friesen en Groningers.

Andere maagschapsnamen, eveneens in den griekschen form, zijn van byzonder-friesche mansvóórnamen afgeleid, en zijn dan ook oorspronkelik in Friesland inheemsch. De geslachtsnaam Hilarides, in Friesland voorkomende, is wel een grieksche tweede-naamvalsform van den latynschen mansvóórnaam Hilarius, die op zich zelven ook als geslachtsnaam aldaar inheemsch is. Misschien ook Hiel; zie § 139.

Rassen van honden zijn vertegenwoordigd door de geslachtsnamen Brack en Brak, Hazewind en Hazewindt. Deze laatste naam komt ook nog voor als Hazewindus, met eenen latynschen steert opgepronkt. De geslachtsnaam Vliegendehond is ongetwyfeld aan een uithangbord ontleend.

Immers het woord schipper is in het Latyn nauta. Ook neem ik geerne aan, dat dit met sommigen van deze namen Nauta in der daad het geval is. In den tijd toen het verlatynschen der geslachtsnamen in gebruik was, gebeurde het ook wel dat men die namen niet in zuiver Latyn vertaalde, maar dat men slechts eenen latynschen uitgang, us of ius, voegde achter den nederlandschen naam. Zeker dwaas genoeg!

En even min sommige geslachtsnamen die in form en spelling van hunnen oorspronkeliken, min of meer zuiveren latynschen form weêr zijn afgeweken, half verdietscht, misformd, versleten. De laatstgenoemde naam zal wel eene misforming zijn van Nappius, eene eenvoudige verlatynsching van den geslachtsnaam Nap, die nog heden voorkomt, en oudtijds ook de byformen Glazenap en Drogenap had.

Zuiver latynsche en louter latynsche zijn onder deze namen zeldzaam. Van den Broecke? Poelstra? Alle deze namen zijn in dit werk reeds verklaard. Talryker zijn de namen die slechts eenen latynschen form vertoonen, slechts den uitgang us of ius achter eenen nederlandschen beroeps- of waardigheidsnaam hebben; b. v. Cuperus, Cramerus, Vorstius, enz.

O goden, wat moet ik vernemen, hier in m'n vaders eigen tuin! Kind, ga naar 't land, en sny biezen! Profaan wezen, ik ontërf je! Kandidaat-bakvisch, stekelbaars, witbloedig gekorvene boosdoenster, gekneusd atoom, o gy gedrochtelyke zuster, horresco! Papa, ik ben verontwaardigd. Dit schynt wel! Je zit weer op m'n kluw, jongen! Oom, wat moet ik nu zeggen. Geef me 'n flinken latynschen vloek, toe!

Eenigen van die namen, aldus van eenen latynschen steert voorzien, zijn tot den dag van heden als geslachtsnamen in wezen gebleven. Sommigen daar van zijn in dit werk reeds genoemd: Bakkerus, Brouerius, Costerus, Cramerus, Cuperus. Anderen zijn nog: Scrinerius, van schryner, schrijnwerker of kastmaker.

Maar zekere Hendrik, in het drentsche dorp Beilen geboren, en die in 1602 predikant was te Bloksyl, wist zich niet anders te helpen dan dat hy eenen latynschen uitgang achter den naam van zyne geboorteplaats hing. Hij noemde zich Henricus Beylanus zoo doende had zijn naam toch eenen latynschen, naar de meening dier dagen eenen geleerden klank.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek