Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 juni 2025
Die stroom wordt breeder en breeder, laat zijn oevers droog in den tijd van eb, vloeit tusschen door rotsen versterkte kanten, met pijnbosschen bedekt en boschjes van kastanjeboomen.
Hij dacht aan zijn eigen huis, daar waren ook kastanjeboomen, en altijd ging hij in dezen tijd de gladde kastanjes zoeken. Hij begon plotseling te verlangen, alsof hij een bekende stem had hooren roepen. Hij zette zich op een bank bij het groote huis en schreide zich rustig. Een eigenaardige geur deed hem opkijken. Er stond een man bij hem, met een wit voorschoot om en een pijp in den mond.
't Was een mooie, oude tuin, aan den oever van het heerlijke meer, met zware kastanjeboomen en overal klimop, terwijl de toren zijn schaduw ver over het zonnig watervlak wierp. Aan den eenen hoek van den breeden lagen muur was een bank, en hier ging Amy dikwijls heen om te lezen of te werken, of zich te troosten met de schoonheid der haar omringende natuur.
Want, als de oude heer 's middags, onder de kastanjeboomen, in de schaduw ging wandelen, dan keek het aardige kleine ondeugende staartje zoo fideel en kittig boven den kraag van den blauwen rok uit en 't zeide tot elk, die het hooren wilde: "Ja, kijk maar goed! Wat denkt ge wel?
Toen waren zijn heldendaden overvloedig geweest als oranjes, die rondom den voet van den Etna groeien. Hij was hooger gestegen en zijn daden waren minder in aantal geworden, maar die hij verricht had, waren machtig als de eike- en kastanjeboomen op den stijgenden berg. Nu hij op het hoogste punt van zijn grootheid stond, verachtte hij de daad.
Nu eens volgden wij wegen aan weerszijden door muren begrensd, dan weder paden dwars door wijn- en boomgaarden, of door lommerrijke bosschen van reusachtige kastanjeboomen, waarvan het dichte loof lucht en licht onderschepte en waaronder slechts fluweelachtig mos groeide.
De zon was sedert een geruimen tijd ondergegaan, en de schaduw, welke de breede kruinen der beide kastanjeboomen om zich neerwierpen, had over al de voorwerpen, die zich in de stulp bevonden, een duisternis verspreid, waaraan de oogen van hen die zich binnen bevonden, reeds gewend waren, maar welke Deodaat, die van buiten kwam, belette, den vorm of de kleur van eenig ding duidelijk te onderscheiden.
Nu liep ze langs den Witten Singel, staarde peinzend naar de sterrenwacht, die haar altijd 'n geheimzinnig kasteel had geleken; het was zoo donker en plechtig onder de dik-bebladerde kastanjeboomen, dat het scheen, of ze in 'n kerk liep, en ze zei: Nu moet je naar Lize, je loopt al zoo lang maar rond; voelde toch ook, dat ze zóó niet bij haar zou kunnen werken.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek