Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 juni 2025
Integendeel willen wij die overblijfselen, waar wij ze kunnen aantreffen, opsporen; de in deze dialecten geschreven stukken, hoe onbelangrijk anders van zakelijken inhoud ze ook soms mogen wezen, zoo ze slechts met getrouwheid de taal wedergeven, waarin zij zijn opgesteld, met zorgvuldigheid verzamelen; in ons Landfriesch zullen wij dan met des te grootere voldoening voor het eerst eenen zanger ontmoeten van hooge dichterlijke vlugt, die ons boeit mei zijne liefelijkheid, ons verrukt door zijne stoutheid, ons treft in zijne eenvoudigheid; doch wanneer wij de edele voortbrengselen van GIJSBERT JAPIX dichttalent met volle teugen genieten, dan zullen wij tevens, als bedachtzame taalbeoefenaren, ons in acht nemen, om niet alle door hem gebezigde woorden, ja zelfs niet al zijne woordvormen, voor echt Friesch te erkennen, maar veeleer er op bedacht zijn, de om in zijnen tijd gangbare, nu verouderde, door hem verfrieschte, Nederduitsche woorden op te merken en af te zonderen; en terwijl wij de kunst bewonderen, waarmede de Dichter getracht heeft Friesche klanken voor het oog aanschouwelijk te maken in Nederduitsche letterteekenen, zullen wij tevens moeten erkennen, dat zijne spelling de Nederduitsche spelling zijner eeuw is, zonder daarom nog gegrond te zijn in den eigenen aard van de Friesche taal.
Wanneer wij dan, met billijken eerbied voor ouderdom van jaren, het eerst zullen noemen, die het eerst in het licht verschenen zijn, dan dient het allereerst gewaagd van het werk van den ouden Grammaticus, hetwelk GABBEMA, in het tweede deel zijner uitgave van GIJSBERT JAPIX, heeft opgenomen . Het heeft betrekking tot het Landfriesch uit het midden der 16de eeuw: na de formatie van het meervoud der naamwoorden opgegeven te hebben, beuzelt de schrijver over de geslachten en naamvallen, wier bestaan hij, op den enkelen genitivus na, slecht weg ontkent, alsmede over de formatie van de vergelijkende trappen en de getallen der bijvoegelijke naamwoorden, over de verkleiningsvormen, de artikels en de telwoorden; alles zeer kort en oppervlakkig.
Hja binne murg in kuwten quyt, zij zijn merg en kuiten kwijt, zegt Gijsbert Japix van de lichtmissen in de steden. Wie zijne kuiten had verspeeld kon als man niet meer optreden in de res venerea. Aan krulhaar verbond men niet zoo zeer het denkbeeld van dadelijke kracht als wel van wulpschheid, zoodat iemand met krulhaar als bijzonder proclivis in venerem geacht werd.
Voor zoo verre dan onze GIJSBERT JAPIX mag gehouden worden voor den vertegenwoordiger van den staat van het Landfriesch dialect, zoo goed en kwaad, zuiver en vermengd, oorspronkelijk en afgesleten, als het zich in het midden der 17de eeuw vertoonde, even zoo ver mag EPKEMA voor den naauwkeurig grammaticalen beschrijver van dat dialect gelden, in wiens arbeid echter de historische studie der zuiver Oud-Friesche bronnen te veel wordt gemist.
Deze beide stukjes zullen ons weinig leeren, misschien hebben zij nog eenige waarde, als bevattende taalproeven, die eene eeuw ouder zijn dan GIJSBERT JAPIX. Doch aan deze ontbreekt het ook overigens niet. Echter is het fragment ongetwijfeld van eene veel ervarener hand, dan het eerste stuk, en bevat over de uitspraak der vokalen eenige niet onbelangrijke opmerkingen.
Alle onnutte en verwarring barende bijvoeging van veelvuldige klinkers, waarin GIJSBERT JAPIX zich wel eens te buiten ging, is daarbij vermeden; de letters, welke in ieder woord, krachtens zijnen aard en grondvorm, behooren, hoewel in de uitspraak onderdrukt of weggelaten, worden daar meerendeels aan hetzelve terug gegeven; in het kort, de taal eenparig zoo geschreven, wordt voor den taalkundigen Nederduitschen aanschouwer klaar en bevattelijk.
De tweede, ons bekende, poging, om eene grammatica te leveren, is van den geleerden ECCO EPKEMA, den verdienstelijken uitgever van GIJSBERT JAPIX; doch het is er verre van daan, dat deze zoude zijn ingerigt op den voet, dien wij ons hebben voorgesteld; niet de Friesche taal in hare volle uitgebreidheid, alleen het Landfriesch vinden wij hier geschetst, en dan nog maar het Landfriesch, zoo als GIJSBERT JAPIX dat schreef.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek