Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 november 2025


Maar de gierigaards wreven hardnekkig hunne bochels tegen het graf, zonder iets te zeggen en vooral zonder iets te geven. Uilenspiegel trok 's avonds naar eene taveerne, waar hij kermis vierde. Alvorens slapen te gaan, dacht hij er aan dat de deken, zoo niet alles, dan toch zijn deel van den buit zou eischen.

Na zich met een frisschen dronk te hebben verkwikt, vervolgen ze in troepen de kudden antilopen en deelen den buit, die gemaakt wordt. Ze stoppen zich vol vleesch; en als de morgen aanbreekt, gaan ze met volle magen weer drinken. En eer de zonneschijn dan warm is geworden, zoeken ze hun schuilplaatsen in het bosch weer op.

De horden kregen oneenigheid en raakten verdeeld, en zoo werden zij altijd weder de buit van eene andere, nieuw aangekomene horde, die nog bezield was met dien frisschen moed en die jeugdige eensgezindheid, die den roovers bij den aanvang hunner expeditiën zoo eigen pleegt te zijn.

De abyssinische gouverneur van Addi-Abo, aan het hem van hooger hand gegeven bevel gehoorzamende, was met eenige honderde soldaten, of liever slecht gewapende vagebonden, in Barka gevallen, alles te vuur en te zwaard verwoestende. Natuurlijk hadden de Abyssiniërs al den tijd om zich met hun buit terug te trekken.

Zijn meester, die hem bijna vier weken lang niets te eten gaf, kon uit de uitgebraakte, onverteerbare overblijfselen van den buit afleiden, uit welke dieren het maal van zijn gevangene bestaan had.

Heimdall is een verpersoonlijking van den weldadigen regen en dauw, die, na een poos worstelen met zijn vijand, de droogte, hem de baas wordt en hem dwingt zijn buit af te staan. Heimdall's namen.

Deze buit was inderdaad aanzienlijk, want ofschoon veel door het vuur vernield werd, zoo was er toch een groote menigte zilverwerk, rijke wapenrustingen en prachtige kleederen door de onverschrokken roovers gered, die door geen gevaar konden afgeschrikt worden, als zij zulke belooningen te wachten hadden.

En achter 't eikenhout, dat, vol van geuren, Met groen der duinen blonde glooiing dekt, Lag, scheem'rend als een zee van zilverkleuren, Het boekweitland in vollen bloei gestrekt. Daar had zich al wat vleugel droeg vereenigd, Des zomers honing zaam'lend als zijn buit: De bij, de tor, de vlinder, en die menigt' Gonsde', één in vreugd, haar lied van 't leven uit.

"Stel Friesland zoo laag niet: er is buit genoeg te halen. Stavoren moet oudtijds een vrij rijkere stad dan Dordrecht of Haarlem zijn geweest." "Geweest is leelijk," merkte Reinout lachende aan. "En er is oude adel in Friesland, dapper genoeg om den overwinnaar eer aan te doen." "Ik twijfel er niet aan: die Friezen brengen immers hun stamregisters tot aan Alexander den Grooten."

In ondiep water drijft hij de Visschen in de inhammen bijeen om hen het vluchten te verhinderen en ze des te gemakkelijker te vangen, of noopt hen, door meermalen met den staart op het water te slaan, zich in gaten van den oever of onder steenen te verschuilen, waar zij hem dan zeker ten buit vallen.

Woord Van De Dag

bijeengeplaatst

Anderen Op Zoek