Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 juni 2025


Lieven Lazare was een groot, breed man, hooggeschouderd, met ronden kalen kop waar een stekelige snor haast een klein-bolle neusje wegvlekte. In zijne schriften, die eene onbetwistbare literaire waarde droegen, schold hij met ongemeene woestheid allen uit, die "op hun gladde harten de berrie torschen van het Gulden Kalf" en, in het bijzonder, de priesters en prelaten.

De goede Liébard vond het gepast zich terug te trekken. Toen zei ze: "Ze geven er niets om, die!" Haar hoofd zonk weer neer, en bijwijlen lichtte haar hand, werktuiglijk, van het werktafeltje de lange breinaalden op. Langs de voorplaats gingen vrouwen met een berrie vol druipend waschgoed.

Miranda, de groote, stevige houtdraaier, was zeer bleek geworden... Ziet ge nu dat bloed, fluisterde hij met een krampachtig gelaat. Nu ga ik niet meer zien, Miranda... en die kunnen nog loopen, maar die anderen die op de berrie liggen, zei Snepvangers triestig. En zij die ginder in den grond gestopt worden, Snepvangers. Kom, laat ons maar stillekens naar huis gaan.

De kist wordt bloot uit de bloemen gehaald; op de berrie, laag bij den grond, ligt de kist. De priesters, in wit gewaad, kleuren onder de zon, de wierook walmt zwaar, de half-luide gebeden gonzen om. De kist is het middelpunt van alles, ligt daar in haar geelbruinen eik, en de zon leutert op elken koperen knop. Het zilveren kruis spettert op de borst van de kist.

Maar de politieagent stierf schielijk, hetgeen Johan zeer betreurde, want hij ging reeds op een vriendschappelijken voet met hem om . Men bracht den armen man op eene berrie naar huis. Zijne vrouw die niet leelijk was en Juliëtte heette, werd wanhopig en viel over zijn roerloos lijk aan het weenen. Nu merkte Lieven Lazare dat Johan Doxa er sinds eenigen tijd zeer neerslachtig uitzag.

Zij hadden 't paard met het verbrijzeld stuk lemoen zien hollen; zij wilden vragen, hooren, kijken. Een jonge man kwam buiten adem toegesneld uit de richting van het dorp. "Hij 'n es niet deud! Hij leeft nog, maar hij es wried geschonden! Ze brijngen hem op 'n berrie!" hoorde Rozeke hem van verre schreeuwen. Akelig klonk die ramptijding in 't mistig-sombere van den killen avond.

De berrie was onbedekt en het lijk in een soort van grof doek gewikkeld. Het kleed liet de gedaante van den doode geheel uitkomen, daar het strak om het lijf getrokken en om de knieën, om het middel en om den hals met een touw saamgebonden was.

Krijscht daar niet eene koord om het hout? Gaapt daar niet de sterke aarde? Het bonst, het stoot, het dondert. Moeder! .... Moederken! .... Rustig gaapt de aarde, en rustig staat, nevens de holte, de berrie bloot. Nu breekt het, nu, eindelijk, breekt er iets in zijn hoofd, de felle warmte schiet op rond hem en overdoet hem gansch.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek