United States or Luxembourg ? Vote for the TOP Country of the Week !


De woede van mijnheer Benoît wakkerde aan tot een orkaan; en indien de meubelen niet zijn eigendom geweest waren, zou hij ongetwijfeld de pooten van een fauteuil stuk geslagen hebben. In plaats daarvan ging hij, bedreigingen mompelend, weg. "U vergeet uw geldzak!" riep Rodolphe hem achterna. "Wat een baantje!" mompelde de jonge man, toen hij alleen was. "Ik zou nog liever leeuwentemmer zijn."

Dat is een Medea, die van Benoît, welke heel ver afstaat van de kuise en trotse jonge Medea van de Griekse dichter, Apollonius van Rhodus, in wier ziel de hartstocht langzamerhand de overmacht krijgt en zelfs heel wat anders is dan die van Ovidius in wie verstand met hartstocht strijdt.

Dan hebt u een vriend voor een koopje, mijnheer Benoît. Enfin, laten we eens optellen: Vijf-en-zeventig, zestig en zeven-en-twintig ... Dat is samen?" "Honderd twee-en-zestig francs," zeide mijnheer Benoît en presenteerde tegelijk de drie nota's. "Honderd twee-en-zestig francs," zeide Rodolphe .... "dat is merkwaardig. Wat is optellen toch een mooie kunst.

Hoofse beminnelikheid, een milde zachte humaniteit is het voor Benoît waar men de ware adel aan herkent. Reeds die hiervoor genoemde »signalementen" hadden dit bizonder doen uitkomen, maar de geesteliken gaan hierin veel verder.

Vergeefs tracht Andromache op zijn gemoed te werken door hem de knaap toe te steken, haar klachten doen de mensen er bij komen en nu ijlt zij zelf weg naar Priamus... Bij Benoît eindelik is alle hoogheid uit die scènes verdwenen, die zijn zo brutaal en woest dat de hoofse Hektor niet meer te herkennen is. »Dat verwachtte ik wel dat er geen greintje gezond verstand meer in je is," zegt hij hard tot zijn vrouw, en het scheelde niet veel, zegt de dichter of hij had zijn vrouw geslagen.

Een beminlijke glimlach speelde bij die woorden over het gerimpelde gelaat van mijnheer Benoît; en zelfs zijn geldzak blies zich tot hoopvolle verwachting op. "Wat ben ik u schuldig?" vroeg Rodolphe. "In de eerste plaats een kwartaal huur tegen vijf-en-twintig francs per maand, dat maakt vijf-en-zeventig francs." "Vergissingen buitengesloten," zeide Rodolphe. "En verder?"

Welnu, mijnheer Benoît, nu de rekening in orde gebracht is, kunnen we beiden gerust zijn en weten we waar we ons aan te houden hebben.

"Voor mijn part," zeide mijnheer Benoît, zacht gestemd door de hoop, dat hij eindelijk het woord: Voldaan onder de rekening zou kunnen zetten. "Hier is een afzonderlijke nota voor het schoeisel. Drie paar schoenen

Daarop prijkt een klein standbeeld van Liederik de Buck. In den kerktoren hangt een welluidend klokkenspel. Alle vijftien minuten werpt het zijne lichte tonen over de gemeente. Te Harelbeke, in een klein huisje, stond de wieg van PETER BENOIT, geboren in 1834 en overleden in 1901.

"Ik heb absoluut geen haast, mijnheer Benoît .... Ik wil u graag tijd geven .... Die kleine rekening zal nog wel grooter worden ...." "Maar u hebt mij al zoo dikwijls uitgesteld," merkte de huisheer op. "Nu, dan zullen we de zaak in orde maken, mijnheer Benoît, het is mij precies hetzelfde, vandaag of morgen ... En bovendien zijn we allen sterfelijk .... Laten we dus de zaak in orde maken ...."