Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 20 juni 2025
Voor jou echter is een hooger erfdeel voor het altaar van den Heer weggelegd, zelfs een hooge rang zal je bekleeden, zooals je reeds schriftelijk is toegezegd, wanneer jij, de afstammeling van een doorluchtig geslacht, een waardig dienaar van den Heer wordt."
Zijn kleur en hoogte, zijn breede voet, zijn forsche bouw, zijn slanke, sierlijke nek, zijn kop, zijn stap, lang en veerkrachtig, zijn tred, zeker en onhoorbaar, alles kenmerkte den afstammeling van een oud Syrisch geslacht. Toen de kameel uit de wadi te voorschijn trad was hij de grens van El Belka, het oude Ammon, overgegaan. Het was nog vroeg in de morgen.
Goesti Djilantik, die de stedehouder van Karang Assem is geweest, eerst onder den vorst van Lombok, toen onder de Nederlandsch-Indische Regeering, is de afstammeling van een Hindoe-Javaansch geslacht, waarvan de stichter omstreeks de helft van de vijftiende eeuw naar Bali kwam om het eiland voor den vorst van Madjapahit te veroveren.
Yokohama ligt aan dezelfde golf als Yeddo, niet ver verwijderd van deze stad, welke de tweede hoofdstad is van het japansche rijk, de residentie van den Taïkoen, den burgerlijken keizer, de mededingster van Miako, de groote stad, welke de verblijfplaats is van den Mikado, den geestelijken keizer, den afstammeling der goden.
Gij zijt zeer vernuftig, schijnt het; misschien zijt gij wel een afstammeling van Darius of Alexander, eene van de twee spinnen, die Spinoza er op nahield; misschien hebt gij van daar uwe redekunst ontleend, maar uw vraatzuchtig stelsel bevalt mij niet.
Het is mij onbewust of Zacharias Heynsz een afstammeling was van zijn naamgenoot, den dichter, wiens voortbrengselen onze vaderen een tijdlang bewonderden, maar die, sedert Vondel en Hooft hunne onsterfelijke werken uitgaven, al spoedig vergeten werd, schoon hij nog lang bij den Duitschen nabuur als een voorbeeld ter navolging werd aangemerkt.
Tusschen hem en zijn vurig bewonderd Westersch voorbeeld is maar éen rang: die van den Indo, den afstammeling van den met "een dochter des lands" getrouwden kolonist naar het hart van Matelieff en de zijnen. Het onderscheid is heden ten dage nog maar in éen ding te vinden: in den Hollandschen familienaam van den Indo.
Denk eens na, Reinout! indien het eens uitkwame, dat een van ons de afstammeling van een aanzienlijk geslacht en de ander de zoon van een boerenkinkel ware; zou dan adellijke Ridder zich de vriendschap van zijn wapenbroeder niet schamen? Zou deze zich even vertrouwelijk en vrij jegens zijn meer verheven vriend gedragen kunnen?
Zijne vaderen waren groote jagers menschen, die in de bosschen leefden en onder den blooten hemel sliepen, met de sterren om hun te lichten; en hun afstammeling doet nog altijd alsof hij het huis voor het open veld hield heeft altijd zijn hoed op, smijt zich neer zoo lang als hij is en legt zijne voeten op de leuning van een stoel of op den schoorsteenmantel, evenals zijn vader op het groene gras ging liggen, met zijne voeten op een boomstam laat winter en zomer deur en venster open om lucht genoeg te krijgen voor zijne groote longen noemt iedereen met luchthartige vriendelijkheid "vreemdeling," en is over het geheel het rondborstigste, vroolijkste, ongegeneerdste schepsel op de wereld.
"Ik verzoek u, mijnheer de Raadpensionaris," zeide de Prins kalm, maar met fonkelende oogen, "Hunnen Edel-Groot-Mogenden mijn dank te brengen voor hunne goedheid, en hun te verzekeren, dat ik alle pogingen zal aanwenden, om mij die goedheid zooveel mogelijk waardig te maken." "Zulke gevoelens vereeren den afstammeling van den grooten Zwijger," zeide De Witt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek