United States or Hong Kong ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze hadden allebei terzelfdertijd 't gevoel van deze vreeslijke alleenigheid, en hun voet schoof schuchter door de krakende sneeuw. In zijstraten en bewoog insgelijks geen levend bedrijf van menschen, en 't was alsof ze doolden in een doode stad, zoo tertende naast mekaar op zinkenden grond, waar nievers het speur van stappen was achtergebleven.

Ik slaagde er in, ongemerkt weg te schuilen en den korten nacht door te brengen op datzelfde terras, waar eens de geestverschijning de verschrikte schildwachten was voorbijgegleden. "Mij dacht, ik speur reeds morgenlucht" roept de geest in zijn onderhoud met Hamlet. Op het bastion liep een schildwacht op en neer, met eentonigen tred.

Ze had schrik en dierf niet 't kindeken zien en haastte zich om te zien.... Vóor 't beddeken, aan 't voetende, stakerechte stond Ameye. Ernevens, op een lage stoel zat Romaan. Zij verroerden zich niet. Ze keken halsstarrig toe. Het kind lag heel wit midden op het witte kussen en op zijn aangezicht was geen speur van leven meer. 't En asemde niet ... Goedele week instinktmatig.

Ik wil zeggen dat er nu, na het oproer van Kerstdag, geen speur van onlusten te merken is. Wat zou dat beduiden? De stad is opgeruimd gelijk een kermismaagd .... Maar vertel me eens, zit Peter nog altijd in die duistere komiteiten? Ernest brak op zijn wit bord de karmozijne lenden van eene ingelegde tomaat. Hij knikte onverschillig.

Het mystieke in de kunst, het mystieke in het leven, het mystieke in de natuur dat is het waar ik naar speur. Het is een volstrekte behoefte voor mij het ergens te vinden. Wie terecht stond, staat terecht voor zijn heele leven, evenals alle vonnissen doodvonnissen zijn. En ik heb driemaal terechtgestaan.

Hij rilde; hij had »de koors«. ~Krijgsmansgezangen II.~ Ode aan mijn Wapenrok. Ik heb mijn rok op straat gedragen, en duizend maal gesalueerd... ...zoo gaat het voortaan alle dagen... ...Ik speur naar sterren, streepen, kragen... ach, vélen zijn gegradueerd!

Wat hapert er, genoot, dien 'k niet en zie; diegoendag!” mij, uit den nevel, roept, van hier nen stap of drie? Van den hoogen torre en blijft er speur! Wat uur, hoe late is 't wel, aan den tijd? De zonne en zie 'k niet: slaapt of waakt het wekkerspel? Hier en daar een' plekke boenend, zit de zonne in 't duister veld; rood, gelijk een oud versleten stuk ongangbaar kopergeld.

En ze zei: Ja stout, en ondankbaar.... Och, weet ik nog wat er gebeurd is? Kijk me eens aan.... Ligt er ievers een leelijk speur in mijne oogen? Zwijg, lieve. Mij zie 'k dáar in een sterreken.... Ge zijt goed. Wanneer was ik laatst bij u? Een eeuw is 't geleden. Een eeuw, ja.... Herinnert ge u nog mij? Deugniet, die me lief zijt! Hij lachte luid.

Hoe zeere vallen ze af, onhoorbaar in de lochten, en schier onzichtbaar, in de natte nevelvochten der droeve maand, die, 't ijzervaste speur, ontembaar ingetreden, die al de onvruchtbaarheid, die al de onvriendlijkheden des Winters baant!