United States or Switzerland ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Kom Roodkapje, probeer eens of je zoo hoog kunt reiken en leg mij den krans eens om den hoed, terwijl ik dien op heb." "Zooveel grooter ben je niet dan ik," meesmuilde Elsje, maar zij moest toch op hare teenen gaan staan en hare armen hoog uitrekken om bij den hoed te kunnen komen.

Zij trok Elsje naar zich toe en kuste haar en Frits keek haar vroolijk aan en zei lachend: "Niet alle dansen weggeven aan anderen, hoor Roodkapje! Ik reken er vast op dat je er twee of drie met mij doen zult." "Aan het dansen zijn wij nog zoo gauw niet toe," viel Cécile haastig in.

Als tante het hoorde.... "Ik ... ik vond het zo heerlijk hier!" zei ze. "Ik wist niet ... ik dacht ... het spijt me erg dat ik niet wat netter zat." "Maar Roodkapje, wat scheelt er nu aan?" En Frits lachte hartelijk. "Wie zit er nu ooit 'netjes' op de heide! En ik vond je houding juist zoo schilderachtig! Neen, kijk maar niet zoo verschrikt; ik meen het, hoor.

Frits babbelde onophoudelijk voort en vertelde allerlei vroolijke grappen, waarom zij telkens hardop lachen moest. Hare tante keek haar soms waarschuwend aan, als Elsje naar hare meening, onbehoorlijk luid lachte, maar Frits vond het aardig, hare blauwe oogen van pret te zien glinsteren en toen hij wegging, zei hij: "Dag Roodkapje. Ik ben blij dat je ook vroolijk kijken kunt.

Ik sta er op dat je een krans voor jezelf vlecht en dan nog een voor grootmama en een voor mij." "En als ik dat nu eens niet doe?" vroeg Elsje lachend. "Dan noem ik je nooit meer Roodkapje." "Alsof dat zoo'n straf was!" riep Elsje uit, om toen plotseling van toon te veranderen en langzaam, en als bij zichzelf te zeggen: "Ja .... dat zou ik toch wel een beetje jammer vinden."

Zijn vest verschrikte een voorbijganger, die ontsteld riep: "Daar zijn de rooden!" "Het roode, de rooden!" hernam Bahorel. "Een grappige vrees, burger. Ik ben niet bang voor een klaproos, en roodkapje boezemt mij volstrekt geen vrees in. Geloof mij, burger, laten wij de vrees voor het roode aan het hoornvee over."

"He, dat vind ik aardig!" zei Frits. "Dan zullen wij wel goede vrienden samen worden, Elsje." ", zeg toch Lizzie," zei Cécile. "Wel neen, ik vind Elsje veel mooier. Heb jij Lizzie gemaakt van dien aardigen, Hollandsche naam? Zeg Elsje, wordt je ook wel eens Roodkapje genoemd?" Elsje zweeg bedremmeld en keek verlegen naar hare tante.

En 't peruaansch geschiedenisjen ook. En zelfs dat arme Roodkapje. Om rechtvaardig te zyn jegens den auteur van dat sterfstuk, moeten wy erkennen dat de manier waarop men hem by 't kind had ingeleid, niet zeer geschikt was om de schoonheden te doen uitkomen, die sommigen gewoon zyn de dichterlyke te noemen.

"Ik laat je nu eens niet weer zoo rustig je gang gaan, Roodkapje," had Frits 's ochtends aan het ontbijt lachend gezegd. "Je blijft hier nu nog maar zoo kort, ik wil nu nog een beetje van je gezelschap profiteeren, daar moet je je dus maar in schikken." Cécile zorgde er echter wel voor dat Frits zich ook dezen ochtend meer met haar bemoeide dan met Elsje.

Heel noodig scheen het anders niet te zijn dien dag, dat Louise medelijden met Elsje had, want 's middags was ze heel opgewekt en babbelde vroolijk met Frits, die haar zoo dikwijls vroeg toen zij in en bij zijn huis rondliepen: "En hoe vindt je dit nu, Roodkapje?" "Is de natuur hier nu niet nog veel mooier dan bij jouw dorp, Roodkapje?"