United States or Denmark ? Vote for the TOP Country of the Week !


Uilenspiegel en Joost Lansaem gingen in eenen hoek zitten en, onder 't drinken, kwamen zij overeen, zonder gehoord te worden, dat Joost bij den parochiepaap zou gaan, die kwaad was op Spelle, den moordenaar van zoovele onschuldige slachtofferen. Daarna zou hij de vrienden gaan vinden.

Wat wilt gij er mee doen? vroeg Uilenspiegel. Hem vóór den hertog beschuldigen en naar verdienste doen hangen, antwoordde de parochiepaap. Maar wie zijt gij? vroeg hij. Ik ben, antwoordde Uilenspiegel, het masker van Michielken en een arme Vlaamsche vos, die terug naar zijn hol trekt, uit vreeze voor de Spaansche jagers. Intusschen nam Pieter de Roose in aller ijl de vlucht.

De parochiepaap sprak: Als gij niet weet welken weg gij moet nemen, begeef u op dien, welke leidt naar het kerkhof. Hij loopt tusschen twee groene hagen. Twee mannen zouden er naast elkander niet kunnen gaan. Daar zal ik zijn, antwoordde Uilenspiegel.

Heb ik geen bewijs van den parochiepaap, sprak Uilenspiegel, met een groot lakzegel van de kerk, dat er aanhangt met twee perkamenten steerten; hebben wij ook onze biechtbriefkens niet? De huurlingen en serjanten des hertogen vermogen niets tegen twee mannen, van zulke goede papieren voorzien. Lamme antwoordde niet. En de zwarte paternosters die wij verkoopen? vervolgde Uilenspiegel.

Vervolgens ging Thomas Utenhove naar de kerk, den pastoor verzoeken Thijlbert, zoon van Klaas, in de wandeling Uilenspiegel geheeten, dadelijk te willen trouwen met Tanneken Pieters. En meteen stak hij den pastoor twee rijksdaalders in de hand: de parochiepaap stemde gereedelijk toe.

Boer, haast u en delf een graf; trek zijne kleederen uit, alvorens hem in de aarde te steken. Neen, zei Nele, rechtspringend, men zal ze hem aanlaten, hij zou koude hebben in den killen grond. Delf een graf, zeide de parochiepaap tot den boer, die de spade droeg. Ik wil wel, zeide Nele badend in tranen; daar zijn geene wormen in het schelpzand, hij zal schoon en gaaf blijven, mijn geliefde.

In den morgen van den tweeden dag, hoorde Nele het geklingel eener bel, en zij zag een boer komen met eene spade op den schouder; achter hem gingen een burgemeester en twee schepenen met eene waskeers in de hand, de parochiepaap van Stavenisse en een koster, die een zonnescherm hield boven het hoofd van den paap.

De rogstekers, wat in hunne streek onttooveraars van roggen bediedt. Kunt gij ook zeggen waarom? Een levende rog, gevallen uit de kar van een vischverkooper, lag zoodanig te spartelen op den weg, dat eenige oude wijven ze voor den duivel namen. "Laat ons den parochiepaap halen om den duivel uit de rog te verbannen", zeiden zij.

De parochiepaap riep: De groote Geus verrijst op deze wereld! Heere God! wees mijne ziele genadig! En hij vluchtte weg als een hert voor de honden. Nele kwam bij Uilenspiegel. Kus mij, liefste, zeide hij.

De parochiepaap zeide tot hem: Gij zijt een moedige kerel; edoch ik moet u zeggen, dat niemand 's Zaterdagavonds langs het duin gaat, zonder gebeten, en dood in het zand gevonden te worden. De dijkwerkers en andere arbeidslieden wachten steeds op elkaar en begeven zich maar bij troepen op weg. De avond valt. Hoort gij in het duin den weerwolf huilen?