United States or Svalbard and Jan Mayen ? Vote for the TOP Country of the Week !


Met de piek vooruit, stormen zij den wegel op. Langsheen de heuvelen dalen zij beneden met zwaaiende bijlen.... Vive le Geus! Vive le Geus! riepen Lamme en Uilenspiegel. Daar, zei Nele, daar zijn soldaten, die ons wapenen langen. Neem aan, Lamme, neem aan, mijn beminde. Vive le Geus! Vive le Geus! riepen al de gevangenen.

Hij pinkoogde geheimzinnig, als om te laten onderstellen dat hij nog veel erger had gedaan, en liet daarna fier zijne borst opzwellen. Als ze gegeten hadden, merkten de meisjes dat ze dorst kregen, Johan trok met haar naar het "Kapiteintje" waar ze geus dronken, en naderhand in den "Moriaan" waar hij trakteerde met krieken-lambic.

"Om 't even," zeide Schaeck: "Berkheij moge een Geus zijn, 't is in allen gevalle een Leidsche jongen, en die andere is een vreemde trosknaap, dus, ik trek voor de Leidenaars partij." En meteen door de omstanders heendringende, sprong hij op de twistenden toe, en pakte den vreemden trosknaap bij den kraag. "Hei daar!" riep hij: "laat dien jongen los: je ziet immers, dat het je portuur niet is."

... Luistert spitsbroeders, hij leest het plakkaat, hetwelk, onder straffe van beschuldiging van muitmakerij, de betaling van den tienden en den twinstigsten penning beveelt. En al de matrozen en soldaten van het vaartuig van Uilenspiegel, en ook van de andere vaartuigen, zongen in koor: Slaat op den trommel, leve de Geus! En hunne stemmen rommelden als de donder der verlossing.

Welke steen van vermaledijding is dan toch op dat stompzinnig, betooverd volk gevallen? Ha! Jezus! overal zijn rijken en armen, edelen en onedelen, ouden en jongen, mannen en vrouwen aan 't roepen: "Leve de geus!" "En wat zijn al die heeren, al die kaalkoppen, die ons uit Duitschland overgewaaid zijn? Heel hunne have hebben zij in ontucht opgegeten met de wijven, met den drank, met het spel.

Vondel zong hem zijn "Koninklijke Harp" toe en Hooft raadpleegde bij 't schrijven zijner Nederlandsche Historiën hem over al, wat betrekking had tot hetgeen te Amsterdam in de Spaansche tijden en bij 't "geus worden" der stad was voorgevallen.

Lustig klonk het: Slaet opten trommele, van dirredomdeyne, Slaet opten trommele, van dirredomdoes, Slaet opten trommele, van dirredomdeyne, Vive le Geus! is nu de loes! De Spaensche Inquisiti, voor God maliti, De Spaensche Inquisiti, als Draecx bloet fel, De Spaensche Inquisiti gevoelt puniti, De Spaensche Inquisiti ontvalt haer spel.

Maar, op bevel van messire Lumey, wederhield kapitein Marinus negentien monniken; alleen de soldaten en poorters liet hij gaan. En Uilenspiegel sprak: Soldatenwoord moet gulden woord wezen. Waarom breekt hij het zijne? Een oude Geus antwoordde hem: De monniken zijn de zonen Satans, de melaatschheid der landen, de schande der volken.

Vive le Geus! wilt Christelijk leven, Vive le Geus! hout fraeyen moet: Vive le Geus! God hoedt u voor sneven, Vive le Geus! edel Christen bloet! »Ha-sa, dat is een lustig liedeken, Marten!" klonk het hem toe, terwijl hij van het land terugkeerde. En opziende ontdekte hij zijn buurjongen Piet Bleeker, die op den dijk stond met de handen in de zakken.

Mijn groete aan de oude vrouw, Stijntje! en zoo gij nu nog op een post voor uw vrijer hoopt, wordt dan Geus, en wend u tot meester Willem Bardes." Met deze woorden keert hij zich van de schreiende en snikkende dienstmaagd af en de schuit steekt van wal. "Wat meent gij, door dat linnengoed af te wijzen?" vraagt hem Buick, die nevens hem gezeten is.