United States or Haiti ? Vote for the TOP Country of the Week !


De hanen kraaiden klaar en hel, en onder de houtmijt rook het naar versche viooltjes. "Veur Marieke!" riep hij. Hij begon te zoeken en daar, tusschen het korte nieuwe gers stonden ze, purper en nat, die lieve goevrijdagsbloemekes! Hij meende ze af te plukken, maar stond weer recht en zegde: "Neeë, 't is te schoen, ik laat ze staan!" Hij sprong over de beek en ging nevens de velden naar huis.

En waarlijk, langs alle kanten achter de blauwe, boschbelijnde aardeinden rezen dikgevulde, smalle wolken met koppen naar omhoog. Het waren lijk ruwe pijlers waarop de blauwe hemelschedel rustte. "Zijde bang van donder?" vroeg Pallieter. "Ikke? Och neeë, ik hoor het geren!" "Sessa, dan gon w'is kerremis vierre! Lot ze mor kome!" en hij wreef, met 'n rijken glimlach, in zijn handen.

't Was toch schoon: gracielijk als een reiger, zonder schok of stoot, veerde het kalm door de lucht, met zijn vleugelen en zijn staart schrilwit op 't warme blauw. De lucht was vol stralen geronk, en al de menschen in het dal liepen van hun werk en uit hun huis, en zagen naar omhoog. "Nen engel heet er ni aan," zei Pallieter stil. "Neeë," zei Marieke, "ik kan man oege ni geloeve!"

"Neeë," riep Charlot, "ik gon nog liever vroem nor huis dan hier deur te gaan!" en ze trok een gezicht, als wilde ze gaan weenen. "Ni schrieve, Charlot; kom ik zal er oe overzette!" En meteen wipte hij over de beek, nam de kwade Charlot in zijn armen en droeg haar met veel moeite door het waterken.

"En deur dezen schoenen hof zal de Nethe recht gelijk nen regel gaan. 't Is toch spijtig!" "Als ge geren nen hof hebt, dan kunde in ons deurp kome woene, dor is 't oek schoen en dor zitte we vrij in de hei en in de bossche!" "Neeë," zei Pallieter, "'k heb e gevuul van ne vogel: 'k wil overal woene! Ge gaat toch wel gere mee, eh vrijke?" vroeg hij teeder nadien.

En zoo hard ze kon liep ze naar de Nethe, en achter de twee drijvende mannen. Maar hoe verschoot ze, als de pastoor haar toeriep: "Hewel Charlot, vinde ni da 'k nen goeië Sinte Peterus ben?" Ze rilde op haar dikke beenen en van alteratie zei ze: "neeë ..."

Als het verken kwam met den langen snuit vroegen ze allen gelijk: "Vertelt er nog is ein ..." en ze noemden ondereen op: "Van de waterkleudde, van de Zot nor Rome, van het Zilveren kruiske, het Haantje van den tore" en 'nen heelen hoop keldergatvertellingen. "Neeë, mannekes," zei Pallieter, "oep nen andere kier."

Vervoerd riep Pallieter: "De aarde bidt! Laat alle klokken los!" "Neeë, nee!" zei de koster, die dat hoorde, "er is vandaag niks te doen, morge." Maar Pallieter liep naar beneden, naar de klokken, zette zich op den houten balk, duwde en duwde; en de klok begost te zwieren, de klepel ronkte tegen het brons, nog een klank, en plots was het in vollen gang.

En door dien heiligen vrede die het land omhulde, klonk ver het veelmondig gezang van huiskeerende pikkers en bindsters. Pallieter had kunnen weenen en zei: "Neeë! de groete Pan is nog nie heelemaal doed. Die dat hoorde zeggen hee gedroemd! Want ik hem vandaag zan horekes gezien!" In den heeten Zondagmorgen was Beiaard, de witte merre, aan 't zwemmen in het water van de Nethe.