United States or Cambodia ? Vote for the TOP Country of the Week !


't Was toch een zaligheid, al dien overvloed van lavend nat, op de aarde zoo smakkend te hooren neerkomen, zoo met een ruwe mildheid, als de gift van een reus. De boomen kosten al die regenmacht niet vatten, het gers lag plat en het water liep in schuimende beken naar den lagen grond. 't Was een wellust zonder weerga, al die vracht van water op zijn lijf te voelen!

De oneindige stilte suisde en 't was alsof men de manestralen schijnen hoorde. Het gers was wak en verroerde niet. En onwillekeurig, door de stilte van den adem van den nacht gesust, sloot Pallieter zijn oogen, zag nog door de toeë oogschellen de klaarte van de maan die vóór hem stond en hem rijkelijk overgoot, en viel dan in een diepen slaap....

Hij lei zich op zijn buik in 't malsche gers een pijp te smoren, en overzag het land; het peerd scheerde de klaver uit het gers. Van uit de breede schaduw gezien, was het licht der velden nog eens zoo schril en 't eenigste geluid was 't scherpe sjirpen van de krekels en de klotsende waterslag. Niets verroerde, geen blad, geen vogel.

Overal een zachte, fijne zon en ginder, over de Nethe, uit blauwen nevel guldden vaag, de oneindige Begijnenbosschen. Herfstdraden wandelden in de lucht, en er was een oude rapenreuk over het land. Pallieter lei zich op den buik in 't gers en beluisterde het verre hondengeblaf en 't geschal der horens, dat van uit de blauwe bosschen klonk. Heerlijk leefden de schoone horengalmen ginder ver.

Pallieter zette zich in het gers, nam de vuile gekrolde kaarten op, onderstak ze, en verdeelde. Daar waren ze nu aan 't spel, aan 't wippen, en zij vloekten, sakkerden en riepen alsof er heel de wereld van afhong. Dat duurde zoo een volle geslagen twee uren, tot de zon ging zakken, en ondertusschen dronken zij van den brandewijn, dien de herder in een blekken busken op zak droeg.

In den hof sloeg er een merel nu en dan een regel blijde klanken uit, en Pallieter zei: "Da's regen." Hij ging maaien in het peerdenbeemdeken. Hij wette het staal en het klonk verweg in den kalmen, zwaren avond. Hij scheerde de zeisen door het gers, het gers viel om, en het staal ronkte.

Een ploeg blonk en op de Nethe trok een visscher zijn net omhoog waarin zilveren visch spartelde. Een zwaluw scheerde van den eenen dijk naar de andere, de honden stoeiden door de beemden, sprongen over grachten en rolden ondereen in het fluweelig gers waarvan zij onder 't loopen de tippekens beten.

Zie, als Pallieter dat zag, maakte hij met speeksel zijn wijsvinger nat, stak hem in de lucht en als hij voelde dat zijn vinger koel werd langs den Zuiderkant, schoot hij in een luiden lach, rolde spertelend in het gers en zong in den stillen avond dat het klonk tot over de Nethe: "Die mi morghen wecken zal dat salder wesen die nachtigal die nachtigale soete; ick wille dan gaen in genen dal die suvere bloemen groeten...."

Gij vlerkendragend volk, gij allerhand gezwinde doorvliegers van de lucht, de lieve lente lacht zoo zacht; en gij, gij vliegt haar in 't gemoet, bij lork en linde, in 't nieuwgeboren gers , in 't onkruid en in 't riet: ik niet!

Het steedje Astaffort , dat 'er nog al gnap uitziet, en aangenaam gelegen is, door zijnde, komt men over een steenen brug over het riviertje le Gers, en omtrent een paar uren verder wordt men de Garonne overgezet met den postwagen: het geen zeer onhandig in zijn werk gaat.