United States or British Virgin Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


De koeien, die er gerust te grazen lagen, sprongen verschrikt op en liepen in groote verwarring weg; er waren er bij die al waterend weghuisden, met de pooten uiteen en den staart recht omhoog. "Kom!" huilde Pallieter. "Mor 't water!" riep Marieke bevreesd. "Water, water, water! Over het water!

Het vuur kraakte en knerste, de gloed verlichtte de vier Bohemers, ruw als duivels. En steeds zwijgend, slechts antwoordend als men ze aansprak, bleven ze daar in het vuur staren. "Begint mor?" zei Pallieter, die zich met den buik op een stroobussel had gelegd.

"Ik neem de pen in de hant oem oe den staat van mijn gezondheit te late wete en ik hoop van ellen hetzelfde. 't Is e zondag acht dage kèrremis en onze menhier Pallieter zij gèren emme dagge nor de fiest kwaamt lak passeerde jaar oem te smullen en te smeere. Hij hei gezeit dagget on man hiel familie mor moet zegge, want anders mut ekik te veul brieve schrijve.

Mor niet onwillig, maar bedenk dat de goden niemand zwaardere lasten opleggen, dan hij vermag te dragen. Hebt gij eene wonde in het hart, zoo raak die evenmin aan als een lijdend oog. Tegen zielelijden bestaan slechts twee geneesmiddelen: hoop en geduld!"

Terwijl Pallieter weg was stond Charlot in den war met haar eten. "'t Mag zijn wa' wilt," zei ze, "mor iest veur God gezorgd." En ze haakte aan den gevel blauwe keersarmen met lange keersen erin, en zette tegen de voorpoort een tafel met stijf wit laken over, waarop ze het kasken met het Lievevrouwen-beeldeken zette, een palmhouten krucifix en al de vele heiligen van haar kamer.

"Om ter ierste on de Neet?" riep Pallieter en zoo hard ze konden, liepen ze beiden door den hof de licht-klaterende velden in. Ze waren er even rap, en Pallieter hief Marieke lijk 'n pluimken op den dijk. Ze stapten in 't schommelend schuitje, wanneer de vette stem van Charlot riep: "Mor, zijde gelle zot van in zoo'n heete gon te veere! Et liever nog wa kezze!"

Charlot ging seffens terug met het karreken om nieuw fruit, en de pastoor nam een stoel, terwijl Pallieter zich op een hoek der kleine tafel zette. Zij dronken een borreltje Schiedam en de pastoor zei: "Mor wad' 'n aardig gedacht toch, van e schip 'n huwelaksreis te doen!"

't Is eindelijk alsof het rustiger wordt in zijn fel bewogen gemoed. Je hebt het zoo gewild Herman, denkt hij voort terwijl hij nogmaals het portretje beziet: Mor dan niet langer. Zij heeft je dat bittere leed niet berokkend, dat lieve kind! Neen; Hoe zou ze mij nog straks dat verzoek hebben gedaan wanneer zij er iets van begrepen had.

"Mor da's veur later!" zei hij, en hij liep terecht in de vette weiden, overgoten reeds, van zware, sterke zon, en bevlekt met bruine, witte en zwarte koeien. Hij ging door het losse gers, en de opgekomen honger deed hem zien naar de roze uiers, die vol zoete, warme melk hingen. Het water kwam hem in den mond.

Het kargedokker was nu dichterbij gekomen, en Pallieter zag tegen het vale licht van den grond de gaande pooten van het paard en het onregelmatig scheefschokken der hooge wielen. En boven op het opgeladen gers herkende hij de meid van een boer uit de geburen. "Eh!" riep Pallieter, bij een plots gedacht, "mag ik oep oe kar kome?" "Ja, kom mor!" riep ze verblijd.