United States or New Caledonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij zag er werkelijk niet goed uit, bleek en betrokken, met rimpels in 't gezicht; en zijn oogen stonden flauw en dof, ondanks hun gewone, barsche uitdrukking. "Zeu, wa scheelt er dan?" vroeg zij belangstellend. Hij schudde 't hoofd en eensklaps ging hij, ongevraagd, op een stoel, vlak vóór haar werktafeltje, zitten. Hij leunde met den elleboog op het tafeltje en keek haar strak en vorschend aan.

Dat he'k niet verdiend! Je martel me zoo! Spréék nou te minste. Zeg hoe of wat...! Wa' mot ik je zegge? 'k Begrijp je niet. Omda' we mekaar nou zijn tegegekomme.... Zij wist al. Toch zei ze: Je zou me schrijven. Ik jou schrijve?... aarzelde hij. Toen opeens rad: Ja! A'k gekund had. Maar na wat je Oom me gebakke heit.

Stt!... zachtjes, zachtjes," suste Belzemien. "We moen doar kalm mee de zuster over klappen." Cordúla en Leontientje kwamen terug in de keuken. Wa goa-je gij eten, Leontine? G-hêt zeker wel honger noar die lange reize?" vroeg glimlachend Belzemien. Wel, nonkel, 'k zal ik eten wat dat-e gulder eet," zei Leontientje. Bezorgd keken de broeders naar Cordúla op.

"Ba 't doet, boas," antwoordde zij, eensklaps kalm en ijskoud, als voelde zij 't bloed in haar lichaam stollen, "ba 't doet, moar d'er es toch nog zeuveel wirk op 't land en wie weet wa veur 'n weere da we morgen hèn?" Gelukkig kwam Alfons haar ter hulp.

Nauwelijks was ze binnen en had zich overtuigd dat Rozeke met haar kinderen alleen was, of ze hijgde en stotterde 't er opgewonden uit: "Roze!... è è es da woar wat da 'k doar heure zeggen ... dat-e gij mee ouë peirdeknecht goat hirtreiwen as ouën tijd om es?" "Wa ... wa zegt-e doar, moeder!" riep Rozeke verschrikt.

"De man is suf," fluisterde baas Tink, den ouden dooven burgemeester toe, naast wien hij als wethouder der gemeente in een der hooge banken gezeten was. "Wa.... blief?" vraagde de burgervader. "Dat meester geen slag van lezen meer heeft," hernam de smid iets harder: "'t is akelig hakkelwerk, heel anders dan Willem, de vorige Zondagen!"

Zij bleven maar kort om hem niet te vermoeien; en buiten, op den drempel zei de barones tot Rozeke: "Rozeke, gij zult wel moeten oppassen met uwe man." Rozeke smolt in tranen. "Ach Hiere, wa kan ik doen, mevreiwe!" klaagde zij. "'k Geef ik hem alles woar da zijn herte noar lust, moar hij betert zeu troage." "Gij moogt hem vooral niet laten werken, nog van heel de zomer niet."

De baas van 't herbergje ging met hem mee, om hem het stalletje te wijzen, waar de honden konden slapen. Hue, Baron! Hue, Duc! riep Vosken aan 't karretje duwend. Maar 't karretje bood tegenstand; 't was of er iets haperde. Hue dan! herhaalde Vosken, harder duwend. Het karretje draaide half om zijn as en bleef staan. Wa scheelt er dan! bromde Vosken bij 't lamoen komend.

Charlot vulde een meukesmand met appelen, en hief ze dan krochend voor haren dikken buik; de roode schijn der appelen sloeg op haar dik gezicht lijk een late zon. En het wilde zoo zijn, dat de pastoor op den Nethedijk aan 't brevieren was, en riep: "Hela, Charlot, brengd er is wa nor mij!"

"Moar hij 'n hij gien klieren, mevreiwe, om ginter bij al da rijk volk te zijn! En wa moet hij ginter klappen? Hij 'n kent hij gien Fransch!" zei Rozeke bezwaard. "Laat dat alles maar aan mij over en ik verzeker u dat hij niets te kort zal hebben," herhaalde de barones. "Ik heb er naar ginder al over geschreven.