United States or Bermuda ? Vote for the TOP Country of the Week !


Tegen iets leunen is een manier van staande te liggen, die den denkers niet onaangenaam is. De arend van Meaux dacht zonder treurigheid aan een klein ongeval, hem den voorlaatsten dag aan de academie overkomen, en dat zijn plannen voor de toekomst, die trouwens zeer onbepaald waren, veranderen moest. Het in gedachten zijn belet niet dat een cabriolet voorbijrijden en zelfs dat men die zien kan.

Negen dagen lang was de Seine rood van het bloed, en de raven vielen bij zwermen op de stad neder. Te La Charité, te Rouaan, Toulouse, Lyon, Bordeaux, Bourges, Meaux was de slachting afgrijselijk. Ziet gij die benden volgekropte honden liggen omtrent de lijken? Hunne tanden zijn moede. De vlucht van de raven is log, zoodanig is heure maag overlast met het vleesch van de slachtofferen.

Ik maakte dat ik bij den catheder was om te antwoorden en bij de deur om heên te gaan. De professor zag mij eenigszins strak aan. Eensklaps springt Blondeau, die de sluwe neus moet zijn, waarvan Boileau spreekt, tot de letter L over. L nu is mijn letter. Ik heet Lesgle en ben van Meaux." "L'aigle!" herhaalde Marius, "een fraaie naam."

Die van Meaux brengen een ezel op den muur, om Hendrik V van Engeland te hoonen; die van Condé verklaren zich nog niet te kunnen overgeven, want zij zijn nog bezig hun paasch-pannekoeken te bakken; te Montereau stoffen de burgers, op den muur staande, hun kaproenen af, wanneer het kanon der belegeraars heeft losgebrand.

De koning lachte en gaf opzettelijk of bij vergissing den man later het postkantoor te Meaux. Hij was een vroolijk jongeling maar niet gelukkig, zijn eigenaardigheid toch was dat hij in niets slaagde. Daarentegen lachte hij om alles. Op zijn vijf-en-twintigste jaar was hij reeds kaal.

"Bossuet," zei Marius, "maar ik meende dat ge u L'aigle hebt genoemd." "Van Meaux," antwoordde L'aigle, "bloemsprakig: Bossuet." Courfeyrac klom in de cabriolet en zei: "Hôtel de la porte St. Jacques, koetsier." Denzelfden avond had Marius een kamer in het hôtel der porte St. Jacques, naast die van Courfeyrac, betrokken. In weinige dagen was Marius Courfeyrac's vriend.

Zoo stroomden de woorden uit den mond van den meer dan dronken Grantaire, die in den hoek der achterkamer van het koffiehuis Musain de vatenwaschster beet nam. Bossuet strekte de hand naar hem uit, om hem het stilzwijgen op te leggen, maar Grantaire hernam vuriger nog dan straks: "Weg met uw klauwen, arend van Meaux.

't Was een kleine havelooze knaap, van ongeveer tien jaren, met spits gezicht, levendige oogen, ontzaggelijk veel haar op het hoofd, doornat van den regen en een vergenoegd voorkomen. De knaap ging zonder aarzeling, hoewel hij geen van de drie kende, op den Arend van Meaux toe en vroeg: "Zijt gij mijnheer Bossuet?" "'t Is mijn bijnaam," antwoordde Laigle. "Wat wilt ge?"

Hij doopte juist zijn van 't doorschrappen reeds zwarte pen in den inktpot, liet zijn bespiedersoog over zijn gehoor gaan en herhaalde ten derde male: "Marius Pontmercy!" Toen antwoordde ik: Present! En gij zijt dus niet geschrapt." "Mijnheer," zei Marius. "Maar ik ben wèl geschrapt," voegde de arend van Meaux er bij. "Ik begrijp u niet," zei Marius. L'aigle hernam: "Niets eenvoudiger dan dat.

Toen nu den 23en de tijding werd ontvangen, dat de bondgenooten Meaux hadden bezet, had Jozef den Raad van Regentschap op de Tuilerieën ontboden, om te overleggen of de keizerin en haar zoon wel langer te Parijs zouden blijven. Heengaan stond gelijk met aanleiding geven tot een omwenteling, waartoe alle elementen reeds ruimschoots aanwezig waren.