United States or Iran ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Nu, mijnheer Blondeau komt aan dien fraaien naam en roept: L'aigle! Ik antwoord, Present! Toen ziet Blondeau mij met de teederheid van een tijger aan, glimlacht en zegt: Als ge Pontmercy zijt, kunt ge L'aigle niet zijn, woorden die voor u onaangenaam, voor mij echter treurig waren. En toen hij dit gezegd had, schrapte hij mij." "Mijnheer!" riep Marius, "het doet mij waarlijk leed!"

BLONDEAU meende opgemerkt te hebben dat de kaasstof voor een gedeelte in vet overging; dit nu heeft volgens geloofwaardige proefnemingen van BRASSIER niet plaats, integendeel, de hoeveelheid vet neemt af. Van de kaas kan men met regt beweren dat zij geen periode van stilstand doorleeft; langzamerhand bereikt zij het toppunt van deugdzaamheid en gaat dan weder terug.

Eensklaps roept Blondeau: "Marius Pontmercy." En hij neemt zijn pen op. Ik heb een goed hart, mijnheer. Ik dacht haastig bij mij zelven: zou men zoo'n goeden jongen laten schrappen? Opgelet! Een fiksche jongen kan niet altijd op zijn tijd passen.

"Vóór alles," hernam L'aigle, "zou ik Blondeau wel in eenige diep gevoelde lofredenen willen balsemen. Ik wil hem voor dood houden. Aan zijn magerheid, bleekheid, kilheid, stijfheid en geur zou niet veel veranderd behoeven te worden. En dan zeg ik: Erudimini qui judicatis terram.

Toevallig was ik eergisteren op de academie. Ge weet, men heeft soms zulke gedachten. De professor was bezig aan het appèl. Gij weet niet, hoe bespottelijk hij er op zulk een oogenblik uitziet. Zoo men driemaal op het appèl ontbreekt, wordt men van de lijst geschrapt. Zestig francs naar de maan!" Marius begon te luisteren. L'aigle ging voort: "'t Was Blondeau, die de namen afriep.

Listolier en Fameuil, die in een discussie over hun professoren verdiept waren, verklaarden aan Fantine het verschil, dat er tusschen den heer Delvincourt en den heer Blondeau bestond. Blachevelle scheen opzettelijk geschapen, om des Zondags de shawl van Favourite op den arm te dragen. Tholomyès volgde als de meester der groep.

Ge kent Blondeau met zijn spitsen, sluwen neus, die altijd met vreugd nasnuffelt wie er afwezig is. Listig begon hij met de letter P. Ik luisterde niet, wijl deze letter mij niet aanging. Het appèl liep goed af. Geen uitschrapping; allen waren tegenwoordig. Dat verdroot Blondeau. Ik dacht: neen, lieve Blondeau, vandaag is er geen terechtstellinkje voor u te doen.

Hier ligt Blondeau, Blondeau nasica, de os der discipline, bos disciplinæ, de rekel der orde, de engel van 't appèl, die recht, vierkant, nauwkeurig, streng, eerlijk en leelijk was. God schrapte hem, zoo als hij mij geschrapt heeft." "'t Doet mij leed," hernam Marius nogmaals. "Jonkman," zei de arend van Meaux, "dat u dit tot een les diene! Wees in 't vervolg wat nauwgezetter."

Ik maakte dat ik bij den catheder was om te antwoorden en bij de deur om heên te gaan. De professor zag mij eenigszins strak aan. Eensklaps springt Blondeau, die de sluwe neus moet zijn, waarvan Boileau spreekt, tot de letter L over. L nu is mijn letter. Ik heet Lesgle en ben van Meaux." "L'aigle!" herhaalde Marius, "een fraaie naam."

Hij is een blokker, die altijd studeert; geen pedante melkbaard, bedreven in de letteren, de theologie en de wijsbegeerte, en geen vervelende snaak, maar een beste luiaard, die veel aan wandelen doet, zich met een lieve grisette ontspant, schoone meisjes het hof maakt en misschien nu wel juist bij zijn liefje is. Hem moeten wij redden! De duivel hale Blondeau!