United States or Åland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toen deze waarschuwing hem op officieuse wijze gegeven werd, antwoordde Pontmercy met bitteren glimlach: "Ik weet niet of ik geen Fransch meer versta, of dat gij 't niet meer spreekt, maar dit weet ik, dat ik u niet begrijp." Vervolgens ging hij acht dagen achtereen met zijn lint uit. En men waagde het niet hem te verontrusten.

"Zoo ge mij medenaamt, mijnheer Pontmercy, zou ik dan een andere zijn dan ik ben? Neen. God heeft gedacht, zooals gij en ik, en verandert niet van meening; 't is noodzakelijk dat ik heenga. De dood is een goede schikking. God weet beter dan wij, wat wij behoeven.

Met vermeerderde woede wendde hij zich weder tot den heer Leblanc: "Weet nog dit, mijnheer de menschenvriend! dat ik geen gluiper ben, ik ben geen man wiens naam men niet kent, en die de kinderen uit de huizen haalt. Ik ben een oud Fransch soldaat, ik moest gedecoreerd zijn. Ik was te Waterloo, ik! en in dien veldslag heb ik een generaal, graaf de Pontmercy, genaamd, gered! Zij stelt mij voor.

En toen hij nu, bij dit geheimzinnig werken zijn oud ultra-bourbonsche huid volkomen had verloren; toen hij den aristocraat, den jakobijn en den koningsgezinde had afgelegd; toen hij geheel en al revolutionnair, innig democraat en bijna republikein was geworden, ging hij naar een graveur op de kade des Orfêvres en bestelde er honderd kaartjes met het opschrift: "Baron Marius Pontmercy."

En naar gelang hij tot het leven wederkeerde, kwamen zijn oude grieven terug, de oude wonden van zijn geheugen heropenden zich; hij dacht weder aan het verledene; de kolonel Pontmercy plaatste zich opnieuw tusschen Gillenormand en hem, Marius; hij zeide bij zich zelven, dat van dengeen, die zoo onrechtvaardig en hard jegens zijn vader was geweest, geen ware goedheid te verwachten was.

Op hetzelfde oogenblik viel een langwerpig en in blauw papier gewikkeld pakje uit den zak van de overjas. Juffrouw Gillenormand raapte het op en deed het blauw papier er af. Het waren de honderd kaartjes van Marius. Zij gaf er een van aan den heer Gillenormand, die las: "Baron Marius Pontmercy." De grijsaard schelde. Nicolette kwam.

Toen trok hij naar het Italiaansche gebied en was een der dertig grenadiers, die met Joubert den Colde-Tende verdedigden. Joubert werd hiervoor tot generaal-adjudant en Pontmercy tot tweeden luitenant bevorderd. Pontmercy was aan Berthiers zijde te midden van het schrootvuur en het gevecht van Lodi, dat Bonaparte zeggen deed: Berthier is kanonnier, ruiter en grenadier geweest.

Hij sloeg zijn oogen op en scheen iets te zoeken, dat verdwenen was. "Een jong mensch, die van tijd tot tijd hier komt." De heer Mabeuf had zijn geheugen onderzocht, en riep: "Ha, ja... ik weet wien ge bedoelt. Wacht even! mijnheer Marius... de baron Marius Pontmercy, zeker! hij woont... of liever, hij woont niet meer... ik weet niet."

Na den brief dichtgevouwen te hebben, bleef hij een oogenblik in gedachten, nam weder zijn portefeuille, opende ze en schreef met hetzelfde potlood op de eerste bladzijde deze vier regels: "Ik heet Marius Pontmercy. Men brenge mijn lijk bij mijn grootvader, den heer Gillenormand, straat Filles-du-Calvaire, No. 6, au Marais." Hij stak de portefeuille weder in zijn rokzak, en riep Gavroche.

David heeft dit wapenfeit willen vereeuwigen! Ik houd generaal Pontmercy op mijn rug en draag hem door het schrootvuur heen. Dat is de geschiedenis! Die generaal heeft zelfs nooit iets voor mij gedaan, hij was niet beter dan alle anderen. Ik redde niettemin, met gevaar van mijn leven, het zijne, en daarvan heb ik zakken vol getuigschriften. Ik ben een soldaat van Waterloo, duizend bommen!