United States or Costa Rica ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Burger," zei Enjolras tot Jean Valjean, "de republiek dankt u." Bossuet bewonderde en lachte. Hij riep: "'t Is onzedelijk, dat een matras zooveel macht heeft. 't Is de zegepraal van 't geen buigt op 't geen woedt. Om 't even, eere zij de matras, die een kanon machteloos maakt!" Op dit oogenblik ontwaakte Cosette.

"'t Moet een fijn wijntje zijn," merkte Bossuet op. "Gelukkig, dat Grantaire slaapt. Zoo hij wakker was, zou 't moeielijk zijn deze flesschen te redden." In weerwil van het gemor, nam Enjolras de vijftien flesschen in beslag, en opdat niemand er aan raken zou en zij als heilig zouden zijn liet hij ze onder de tafel plaatsen, waarop de oude Mabeuf lag.

De kogel had zich in het puin begraven en hoogstens een wiel van den omnibus verbrijzeld, en de oude kar van Anceau stuk geschoten, 't geen de barricademannen, toen zij het zagen, in lachen deed uitbarsten. "Gaat zoo voort," riep Bossuet tot de artilleristen. Men omringde Gavroche. Maar hij had den tijd niet, iets te verhalen. Marius nam hem huiverend ter zijde en vroeg: "Wat komt ge hier doen?"

De officier toefde niet, maar verwijderde zich in allerijl. Ditmaal werd de waarschuwing begrepen. Niemand verscheen meer op het dak, en men zag er van af, de barricade te bespieden. "Waarom hebt ge den man niet gedood?" vroeg Bossuet aan Jean Valjean. Jean Valjean antwoordde niet. Bossuet fluisterde Combeferre in 't oor: "Hij heeft op mijn vraag niet geantwoord."

Toen Jean Valjean de vesting binnenging had niemand hem opgemerkt, want aller oogen waren op de vijf gekozenen en op de vier uniformen gericht. Jean Valjean had gezien en gehoord; hij had stil zijn rok uitgetrokken en hem op den hoop der anderen geworpen. De opschudding was onbeschrijfelijk. "Wie is deze man?" vroeg Bossuet. "'t Is," antwoordde Combeferre, "een man, die anderen redt."

"Ach, mijn God, mijn God!" zuchtte madame Hucheloup. Bossuet was naar beneden Courfeyrac tegemoet gegaan. Joly, die zich aan het venster had geplaatst, riep: "Courfeyrac, gij hadt een parapluie moeten nemen. Ge zult verkouden worden." Middelerwijl waren in weinige minuten twintig ijzeren spijlen van de tralievensters der herberg gerukt, en tien ellen der straat opgebroken.

Zoo hij mij was komen halen, zou ik hem gevolgd zijn. Nu, des te erger voor Enjolras; ik zal niet naar zijn begrafenis gaan." Ten gevolge van dit besluit, verlieten Bossuet, Joly en Grantaire de herberg niet. Tegen twee uren des namiddags was de tafel, waaraan zij zaten, vol ledige flesschen.

Daardoor komt het, dat er zich blaadjes en gaatjes in den loop vormen. Ten einde dit gevaar te voorkomen en de lading te kunnen versterken zou men misschien tot de handelwijze der veertiende eeuw moeten terugkeeren, namelijk een reeks van gesoldeerde stalen ringen om het stuk leggen." "In de zestiende eeuw," merkte Bossuet op, "had men gegleufde kanonnen."

Doch wacht even, daar heb je nog een bundel romances en een paar billetten voor concerten. Wanneer je het wat handig aanlegt, zou je er best wat geld van kunnen maken." "Ik zou liever wat anders meenemen, een broek bijv." "Daar," zeide de criticus, "neem dien Bossuet en die gipsbuste van Odilon Barrot nog mee; maar op mijn woord van eer, dat is het penningske der weduwe."

Ondertusschen meende de kleine Gavroche, de eenige die zijn post niet had verlaten en op verkenning gebleven was, mannen zachtkens de barricade te zien naderen. Eensklaps riep hij: "Weest op uw hoede!" Courfeyrac, Enjolras, Jean Prouvaire, Combeferre, Joly, Bahorel, Bossuet allen verlieten haastig de herberg. Er was schier geen tijd meer.