United States or Croatia ? Vote for the TOP Country of the Week !


De knaap antwoordde: "Ik kan niet; ik behoor bij den optocht; ik moet schreeuwen: weg met Polignac!" En strijkvoetend, 't geen de eerbiedigste groet is, ging hij heen. Toen de knaap weg was, zeide Grantaire: "Dit is een echte straatjongen van Parijs!" Intusschen peinsde Laigle; hij zeide halfluid: "A B C beteekent: Begrafenis van Lamarque."

Grantaire hernam: "Wie heeft zonder mijn verlof de sterren afgerukt om ze als kaarsen op de tafel te zetten?" Bossuet, hoewel zeer dronken, had zijn bedaardheid behouden. Hij zat op den rand van het open venster, liet zijn rug nat regenen en zag zijn beide vrienden aan. Eensklaps hoorde hij achter zich rumoer, haastige voetstappen en de kreten "te wapen!"

Op een fraaien Septemberdag had Marius zich door Courfeyrac, Bossuet en Grantaire naar een bal te Sceaux laten medevoeren, in de hoop welk een droom! haar misschien dáár te zullen wedervinden. Het spreekt vanzelf dat hij haar niet vond, welke hij zocht. 't Is toch hier, mompelde Grantaire bij zich zelven, dat men alle lichte vrouwen vindt.

Zij gingen aan een tafeltje zitten. De herberg was ledig, er was niemand dan zij. Gibelotte, die Joly en Laigle kende, zette een flesch wijn op de tafel. Terwijl zij met de eerste oesters bezig waren, verscheen een hoofd boven het trapluik, en een stem zeide: "Ik kwam voorbij en rook op de straat een heerlijken geur van Briekaas, en daarom kom ik." 't Was Grantaire.

Hij heeft al mijn kanten en vormen aangenomen, hij hindert mij nergens en heeft zich zelfs naar mijn wanstaltigheden gevoegd; hij is zeer beleefd voor al mijn bewegingen; ik voel niet anders van hem dan dat hij mij warm houdt. Oude kleederen zijn hetzelfde als oude vrienden. Apropos, Grantaire, komt ge van den boulevard?" "Neen." "Wij, Joly en ik, hebben het hoofd van den lijkstoet gezien."

De uitkomst zou gewis aan de poging beantwoorden. 't Was goed. Dit deed hem aan Grantaire denken. De barrière du Maine, dacht hij, is niet ver uit mijn weg. Zoo ik tot Richefeu ging, om te zien wat Grantaire doet, en hoe ver hij is? De klok van Vaugirard sloeg één uur, toen Enjolras in de kroeg van Richefeu aankwam.

Men kan overigens aan de begrafenis ontbreken, zonder aan het oproer te ontbreken." "O! bij het oproer doe ik mee," riep Joly. Laigle wreef zich de handen: "Men zal dan nu de revolutie van 1830 gaan verbeteren. Inderdaad zij drukt en knelt het volk." "Uw revolutie is mij schier onverschillig," zei Grantaire. "Ik haat dit gouvernement niet. 't Is de kroon door de slaapmuts getemperd.

In mijn lade heb ik een oude assignaat. Ik weet van de rechten van den mensch, van de volkssouvereiniteit te spreken. Zes uren lang kan ik, met dit horloge in de hand, over de heerlijkste dingen redevoeren." "Wees ernstig," zei Enjolras. "Ik ben meer dan ernstig," antwoordde Grantaire. Enjolras dacht eenige oogenblikken en maakte een gebaar als iemand die een besluit heeft genomen.

Matelotte was naar de eerste verdieping teruggekeerd, Grantaire hield haar middel omvat en lachte luidkeels aan het venster. "Matelotte is leelijk!" riep hij, "Matelotte is het leelijkste wat men droomen kan. Matelotte is een fabelachtig gedrocht.

"Is 't waar, dat gij den sergeant der artillerie gedood hebt?" "Ja." Sedert eenige oogenblikken was Grantaire ontwaakt. Grantaire, zooals men zich herinnert, sliep sedert den vorigen avond in de bovenkamer der herberg, op een stoel zittende en op de tafel geleund. Hij was in de volle beteekenis, wat men "smoordronken" noemt.