United States or France ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Komt hij van avond te huis?" "Ik weet niet." En Courfeyrac liet er op volgen: "Wat mij betreft, ik kom niet te huis." Het jonge mensch zag hem strak aan, en vroeg: "Waarom niet?" "Wel, daarom." "Waar gaat gij dan heen?" "Wat kan u dat schelen!" "Zal ik uw koffer dragen?" "Ik ga naar de barricaden." "Mag ik met u gaan?" "Zoo ge wilt!" antwoordde Courfeyrac.

Eponine had den brief in haar zak gestoken. Den volgenden dag, den 5 Juni, was zij naar Courfeyrac gegaan, en had naar Marius gevraagd, niet om hem dezen brief ter hand te stellen, maar om iets te doen, 't welk ieder jaloersch en beminnend hart zal begrijpen, om "te zien." Daar had zij Marius, of ten minste Courfeyrac, gewacht altijd om te zien.

"Bossuet!" riep Courfeyrac, "Arend van Meaux, ge zijt soms vreeselijk dwaas. Een man na te loopen, die een man naloopt!" Zij keerden om. Marius had inderdaad Jondrette de straat Mouffetard zien doorgaan, en sloeg hem gade. Jondrette ging voor hem, zonder te vermoeden dat reeds een blik op hem gevestigd was.

Toch waren er in de gansche groote schepping twee vrouwen, welke Marius niet ontvluchtte en voor welke hij niet op zijn hoede was. 't Is waar, dat hij zeer verwonderd zou geweest zijn, zoo men hem gezegd had, dat het vrouwen waren. De eene was de oude baardige, die zijne kamer schoon hield, en die Courfeyrac deed zeggen: Marius draagt geen baard, wijl hij ziet dat zijn dienstmaagd er een heeft.

Maar de burgerij uit den tijd van la Minerve waardeerde dat arme de zoo hoog, dat men zich verplicht achtte er afstand van te doen. De heer de Chauvelin liet zich Chauvelin, de Caumastin Caumastin, de Constant de Rebecque, Benjamin Constant, de Lafayette Lafayette, noemen. De Courfeyrac wilde niet achterblijven en noemde zich kortaf Courfeyrac.

Toen richtte de kommandant het stuk, met den ernst en de bedaardheid van een sterrenkundige, die een telescoop richt. "Bravo, kanonniers!" riep Bossuet. En de geheele barricade klapte in de handen. Een oogenblik later stond het kanon in het midden der straat, schrijlings op de goot, en richtte zijn vreeselijken mond tegen de barricade. "Nu aan 't werk!" riep Courfeyrac. "Ziedaar den bullebak.

Bovendien hield hij zijn hoed in de hand, hoewel 't den geheelen morgen geregend had en 't zelfs op dit oogenblik nog vrij sterk regende. Courfeyrac had den ouden Mabeuf herkend. Hij kende hem, doordien hij Marius dikwijls tot aan zijn woning had vergezeld.

Wij zouden ons ten aanzien van Courfeyrac hierbij schier kunnen bepalen en, wat het overige aangaat, zeggen: voor Courfeyrac, zie Tholomyes. Courfeyrac had inderdaad dat jeugdig vuur, 't welk men de schoonheid der duivelsche geestigheid kan noemen.

Ondertusschen meende de kleine Gavroche, de eenige die zijn post niet had verlaten en op verkenning gebleven was, mannen zachtkens de barricade te zien naderen. Eensklaps riep hij: "Weest op uw hoede!" Courfeyrac, Enjolras, Jean Prouvaire, Combeferre, Joly, Bahorel, Bossuet allen verlieten haastig de herberg. Er was schier geen tijd meer.

"'t Is waarlijk kluchtig!" fluisterde Courfeyrac Jean Prouvaire toe. "Neen," antwoordde Jean Prouvaire, "'t is ernstig!" 't Was inderdaad ernstig. Marius was in dit eerste machtige, bekoorlijke uur gekomen, waarin de groote hartstochten beginnen. Een blik had dat alles bewerkt. Wanneer de mijn geladen, de brand smeulende is, geschiedt dit zeer eenvoudig. Een blik is een vonk. 't Was geschied.