United States or Turkey ? Vote for the TOP Country of the Week !


En Courfeyrac, die dit gehoord had, voegde er bij: "Hij is van een andere soort dan de oude Mabeuf." Het verdient opmerking, dat het vuur, 't welk de barricade teisterde, het inwendige ervan nauwelijks verontrustte. Wie nooit getuige van deze soort van oorlogen geweest is, kan zich geen denkbeeld vormen van die zonderlinge oogenblikken van rust, welke met deze stuiptrekkingen gepaard gaan.

Een oude vrouw stond voor hem. Deze bromde. Gavroche luisterde nieuwsgierig. "Mijnheer Mabeuf!" zei de oude vrouw. "Mabeuf!" dacht Gavroche, "een grappige naam!" De aangesproken oude man verroerde zich niet. De oude vrouw herhaalde: "Mijnheer Mabeuf!" De grijsaard antwoordde eindelijk, zonder de oogen op te slaan: "Wat is er, moeder Plutarchus?"

Van dien oogenblik zag moeder Plutarchus een donkere schaduw over het anders zoo heldere gelaat des grijsaards, welke schaduw niet meer verdween. Den eenen dag na den anderen moest hij zulks herhalen. De heer Mabeuf ging uit met een boek en kwam te huis met een geldstuk.

Mabeuf had genegenheid voor Marius gekregen, wijl Marius, jong en zacht van aard, zijn ouderdom verwarmde, zonder zijn bedeesdheid te verschrikken. Jeugd en zachtheid doen op grijsaards de uitwerking van een zonneschijn zonder wind.

Toen riep dezelfde luide stem, die werda! geroepen had: "Verwijdert u!" Bleek, verwilderd, met oogen die door de akelige vlammen van den waanzin verlicht werden, hief de heer Mabeuf de vlag boven zijn hoofd en herhaalde: "Leve de republiek!" "Vuur!" riep de stem. Een tweede salvo, een schrootvuur gelijkende, werd tegen de barricade gelost.

Hij sloeg zijn oogen op en scheen iets te zoeken, dat verdwenen was. "Een jong mensch, die van tijd tot tijd hier komt." De heer Mabeuf had zijn geheugen onderzocht, en riep: "Ha, ja... ik weet wien ge bedoelt. Wacht even! mijnheer Marius... de baron Marius Pontmercy, zeker! hij woont... of liever, hij woont niet meer... ik weet niet."

Op zekeren dag zei moeder Plutarchus tot hem: "Ik heb geen geld om voor het middageten te zorgen." Dit middageten bestond uit een broodje en vier of vijf aardappelen. "Koop op crediet!" zei Mabeuf. "Ge weet immers dat men mij niet meer borgen wil."

Mijnheer Mabeuf opende zijn bibliotheek, monsterde lang een voor een al zijn boeken, gelijk een vader, die verplicht is een zijner kinderen op te offeren, ze zou aanschouwen, alvorens een keus te doen; greep er toen haastig een, nam het onder den arm en ging uit. Twee uren later kwam hij te huis zonder iets onder den arm, legde dertig sous op de tafel en zeide: "Maak nu het middagmaal klaar."

"'t Moet een fijn wijntje zijn," merkte Bossuet op. "Gelukkig, dat Grantaire slaapt. Zoo hij wakker was, zou 't moeielijk zijn deze flesschen te redden." In weerwil van het gemor, nam Enjolras de vijftien flesschen in beslag, en opdat niemand er aan raken zou en zij als heilig zouden zijn liet hij ze onder de tafel plaatsen, waarop de oude Mabeuf lag.

Kortom, op zekeren dag verliet Mabeuf de straat Mezières, deed afstand van zijn kerkmeesterschap, verkocht een gedeelte, niet van zijn boeken, maar van zijn prenten waaraan hij 't minst gehecht was, en betrok een huisje op den boulevard Mont-Parnasse, dat hij echter slechts twee maanden bewoonde, en wel om twee redenen: eerstens wijl het beneden-huis en de tuin driehonderd francs kostte, en hij niet meer dan tweehonderd francs huur kon betalen, en ten tweede wijl erin de buurt een schijfschieterij was en hij pistoolschoten hoorde, die hem ondragelijk waren.