United States or Gibraltar ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze kneep haar beide oogjes toe tot op een kiertje, vleide haar staartje met het grappige zwarte puntje keurig langs haar voorpootjes en bleef zóó in diep nadenken verzonken. "Effentjes kijken, hoe laat het is," antwoordde Bob. "Hoe laat het is. Denk je dan soms, dat onze Julia een horloge draagt?"

Hun grootste boomen zijn zoowat zeven voet hoog; ik bedoel sommige uit het Keizerlijk park, waarvan ik de toppen maar effentjes met mijn gesloten vuist bereiken kon. De overige plantengroei is naar dezelfde verhouding; maar dat kan de lezer zich wel zelf verbeelden.

Neen; Maats, dat heb je effentjes zo wat mis, ik ben geen Dominé, en joului Kadet is myn Zoon niet; maar ik ben een Koopman, en een oud Vryër: nu, dat is 't zelfde.

"Wel Mijnheer!" zeide Bouke, toen hij den volgenden morgen het slaapvertrek des Barons voor de derde maal binnentrad; "UEd. schijnt het spreekwoord vergeten te hebben: ""beslapen is uw morgenwerk, bedorven is uw dagwerk."" "Hoe laat is het dan?" vroeg de Baron, het hoofd oprichtende. "Maar effentjes negen uren, als 't UEd. blieft, en ik ben reeds twee keeren hier geweest." "Is 't mogelijk?

Ach gij zoudt de vraag niet doen, zoo gij wist, hoe dierbaar mij het water is, het heldere, levende water! welke aandoeningen het in mij opwekt, welke gedachten het mij toespiegelt, hoe teeder ik het bemin. Cooper verhaalt van een zeeman, die niet inzag, waartoe er éénig land op de wereld noodig was, dan effentjes een klein eiland, en dan ook nog maar, om den wil van het zoete water.

»De vereeniging Volksweerbaarheid; gisteren vroeg ik den jongejuffrouwtjes er naar en die vertelden mij, hoe dat al in 1573 gebeurd was, verbeeldt je. Maar we moeten naar bed.« »Kom, vertel het nog effentjes, morgen is er weer wat anders, 't is nu toch laat

"Er is geen ruzie ter wereld, moeder Jaspersz!" zeide een der boeren: "daar is Melisbuur, die u ongetrouw wordt en eens effentjes een vriendelijk bezoek wil gaan afleggen bij de deerne, die hier t' avond gekomen is." "En denkt gij, leelijke slungel," vroeg de waardin, met de handen in de zijden naar Melis toestappende, "dat ik dat van u velen zou?

Vraag hem dan even: wanneer of ’t schikt dat ik weerom kom.” Een ietwat smoezelig naamkaartje, dat haar werd toegereikt, deed het meisje zeggen: „Wacht u dan maar effentjes.” Terwijl zij de gang doorging, las ze halfluid: „Adriaan Walten, tooneelspeler a/d. K. S.” en onwillekeurig keek zij even om naar den ouden man, die met zijn hoed in de hand op de vloermat stond.

Gij moest haar naar de kerk hebben zien gaan, met de breede zwarte falie, eerst hangende over de schouders, met vrij wat meer gratie dan waarmee b. v. mijn nicht haar mantille draagt, en dan, bij 't ingaan van de deur, over 't hoofd, dat haar lief, devoot gezichtjen er effentjes uitstak. Maar dat daargelaten!

"Effentjes haar een kusje geven, tante?" "Zeker, geef jij Julia maar een kusje." Maar Julia had op dat oogenblik in 't geheel geen lust in een kusje en stapte statig den tuin in, zonder ook maar naar de jongens om te zien. 't Was duidelijk, dat zij zich eerst wat wilde opknappen, voor ze aan Hans en Bob zou worden voorgesteld.